Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 246]
| |
Engelenburg te Brummen 17, gedoopt 25 Nov. 1781, overl. te Maastricht 22 Mei 1854, zoon van Robert Jasper, heer van de Marsch, die volgt, en van Sara Jacoba van de Velde. Hij trad in militairen dienst, werd in 1796 cadet bij het 2e regt. cavalerie en 14 Aug. 1799 luitenant bij het 1e bataljon jagers. Als zoodanig maakte hij den veldtocht in N.-Holland mede, werd 19 Sept. 1799 in den slag bij Bergen krijgsgevangen gemaakt en eerst 3 jaar later, bij den vrede van Amiens, uit die gevangenschap ontslagen. 14 Juni 1803 kapitein bij den generalen staf en geplaatst bij het departement van oorlog; in Maart 1806 majoor en adjoint en 23 Oct. d.a.v. luitenant-kolonel-adjoint bij den generalen staf. In die betrekkingen nam hij deel aan de veldtochten van 1806-08 in Duitschland en in 1809 in Zeeland. Na de inlijving als luit.-kolonel bij den generalen staf geplaatst, nam hij in 1811 en 1812 deel aan den veldtocht in Spanje, onderscheidde zich 11 Jan. 1812 bij Sarquessa en 17 Dec. d.a.v. bij Trafalja en werd in 1813 plaats-commandant van de vesting Pampeluna; deze laatstgenoemde stad moest hij, door de Engelschen belegerd, 1 Nov. 1813 bij capitulatie overgeven. Na het herstel van Nederlands onafhankelijkheid, werd hij 27 Mrt. 1814 kolonel bij het 3e bataljon jagers en voerde het bevel over de nederlandsche troepen, die Delfzijl en Coevorden blokkeerden. 21 April 1815 werd hij generaal-majoor en benoemd tot provinciaal commandant, respectievelijk van Luxemburg, Namen, Antwerpen en in 1825 van Utrecht. 8 Oct. 1830 werd hem het bevel over Bergen op Zoom opgedragen; 29 Juli 1831 bevorderd tot luit.-generaal; 1839 werd hem het opperbevel over Maastricht en het hertogdom Limburg toevertrouwd. 1 Januari 1841 werd hij gepensionneerd. Talrijke ridderorden sierden zijn borst en nog in 1844 erkende Frankrijk zijn vroeger bewezen diensten door hem het officierskruis van het Legioen van Eer toe te kennen. V.d. C. werd benoemd in de ridderschap van Gelderland 12 Oct. 1814 en 2 en 28 April 1822 werd hem de titel van baron (als hem vanouds competeerend) verleend, de laatste maal ook voor zijn wettige afstammelingen. Hij huwde te 's Gravenhage 8 Oct. 1805 met Wilhelmina Margaretha Constantia Carolina Copes van Hasselt, ged. te Tiel 17 Maart 1782, overl. te Maastricht 17 Aug. 1855, dochter van Mr. Jacob en van Margaretha Jacoba Homoet, uit welk huwelijk 4 zoons en 1 dochter sproten, o.a. Robert Jasper Godert, kapitein-intendant in 1870 overleden; Willem Frederik, kolonel der cavalerie, die den stam heeft voortgezet; en Margaretha Louise Fançoise, in 1843 gehuwd met den hoofdingenieur bij de staatsspoorwegen Edouard Louis Florent baron Prisse (1814-1907). Zijn portret is gelithografeerd door George Gillis Haanen. Zie: Nederl. Adelsboek (1928), 316; Bosscha, Neerl. Held. te Land2 III, 620. Regt |
|