no. 8599). In Aug. 1613 kreeg van S. een belooning voor het laten maken van vier houten instrumenten voor zijn wiskundig onderwijs, en werd, ondanks de aanbeveling op 7 Febr. 1614, door Maurits van genoemden Marolois, 8 Febr. 1615 voor goed benoemd tot professor der ‘duytsche mathematycke’ op een jaarwedde van ƒ 350. Van de op zijn lessen behandelde stof, die ook de versterkingsleer en vestingbouwkunde omvatte, krijgt men een indruk door een ter leidsche universiteitsbibliotheek van zijn hand aanwezigen bundel Adversaria, beschreven door Bierens de Haan, Bouwstoffen enz. XIII, in Versl. en Meded. Kon. Ac. van Wetensch., Afd. Natuurk., 2e reeks XII (1878), 1-7. Uit zijn huwelijk volgt een zoon Frans (2). Als weduwnaar van Jannetgen Harmansd. van Overvorst (sic), hertrouwde van S., ‘professor der fortificatien ende dependerende scientien’, te Leiden 31 Mrt. 1625 met Maria Goolen uit die stad, geb. in 1594 als dochter van den schoenmaker Claes Gool en Neeltje Adriaensd., waardoor hij wel geparenteerd werd aan de familie van den lateren hoogleeraar Jac. Golius. In den zomer was van S. wel van lessen vrijgesteld, doch volgde als ingenieur het leger te velde. Als zoodanig heeft men van zijn hand een in 1627 bij Blaeu gedrukte Tabula Bergarum ad Zomam, Stenbergae et novorum ibi operum (Muller, Historieprenten) met de defensielinie tusschen genoemde plaatsen (zie ook Hingman, Invent. kaarten Rijks-archief II (1871), no. 3675). Hetzelfde jaar werd zijn salaris verhoogd tot ƒ 400. Men schrijft hem een op het rijksmuseum aanwezige ets toe van een portret, voorstellende zijn broeder Joris; ander dergelijk werk, dat hem is toegekend, is echter niet
van zijn hand. Menigmaal is van S. aangewezen om advies te geven in zake beweerde inventies. Bij een dergelijke gelegenheid wordt hij in een acte dd. 2 Juli 1629 ‘out omtrent 47 jaer’ genoemd (Navorscher, XXXVIII (1888), 105). In 1639 en 1640 was hij met Golius arbiter in de zaak van Descartes en Wassenaer (dit deel i.v.) tegen Stampioen (dl. II, kol. 1358). Zijn vrouw Marya Claesd. Gool leefde nog. 1 Nov. 1642 (Leiden, Reg. van Seclusien, N. fol. 93). Een zoon Pieter uit zijn tweede huwelijk volgt mede.
Van S. gaf uit: De propositien van de boecken van Euclides (Leiden 1617), herdr. en vermeerderd door Jacob van Leest (Amst. 1662). Ook verscheen: Oeuvres mathematiques de S. Marolois .... reduictes en meilleur ordre et corrigées ...., la geometrie par Theodore Verbeeck et la fortification par Francois Van Schooten (Amst. 1626). Aanvankelijk had van S. de voornaamste goniometrische verhoudingen ‘tot mijn particulier gebruyck met groote moeyte uyt haer differentien ghecorrigeert, alsoo dat ick seecker houde gheen eenighe faute daerin te zijn’, doch gaf ze op verzoek in allerkleinst formaat voor ingenieurs-gebruik uit als Tabulae sinuum, tangentium, secantium .... met 't gebruyck derselve in rechtlinische triangulen (Amst. 1627), waarin ook een korte en bondige vlakke trigonometrie, die alle hoofdstellingen bevat. Ofschoon niet geheel vrij van fouten, bewijzen de vele herdrukken de goede reputatie dier tafels. Stampioen gaf ze uit (zie II, kol. 1358) ‘gecorrigeert ende int cort bygevoecht d'ontbindinge der sphaerische triangulen’ (Rott. 1632) en J. Magirus in het latijn (Amst. 1639). In het Hollandsch vindt men uitgaven door van Nispen te Dordrecht (1664) en verder te Brussel (1683); in het Fransch te Rouaan (1672) en Brussel (1683), waar ook een spaansche uitgaaf verscheen (1683). Nog vindt men een fransche editie in 1712 en een hollandsche