Hendrik luidde: ‘.... il aura a procurer que ledit nostre fils soit élevé et instruict en la crainte de Dieu, en bonnes moeurs, et en toute modestie et civilité convenable à sa naissance dirigera la méthode des exercices auxquels nous jugerons qu'il conviendra s'appliquer et la discipline de tel qu'on emploiera pour cet effect et finalement l'assistera et conduira et accompagnera partout ou besoing en sera, avecq autant de soing, prudence et circumspection que nous avons subject de nous promettre de son entremise.’ Voorts bevatte de acte nog deze vorstelijke bepaling: ‘.... qu'en tout cas, mesme quand il viendroit que par maladie ou autre accident il ne pourroit continuer son service auprès de nostre dit-fils il jouisse du dit traictement sa vie durante par forme de pension actuelle.’ Zijn bezoldiging was lang niet gering. Behalve een vast jaarlijksch salaris van 3600 gld. genoot hij vrije voeding voor zijn geheele gezin.
Na afloop van deze eervolle taak werd hem in 1646 opgedragen het oppertoezicht over de Doorluchtige school te Breda, die in dat jaar door hem was ingewijd. Tot zijn dood heeft hij dit ambt vervuld.
Als theoloog had hij reeds op de dordtsche synode, waar ook hij niet ontbrak, en ook te Leiden den naam van de invloedrijkste en consequentste volgeling van Calvijn te zijn. Daarom vond de minder onverzoenlijke leer van zijn franschen land- en tijdgenoot Amyraud, welke ook de fransche synoden aan zijn zijde had, in hem een vurig bestrijder. Niet minder heftig kantte hij zich tegen de arminiaansche gevoelens en tegen de dogma's der roomsche kerk. Toch schatte Episcopius (dl. I, kol. 829) de geleerdheid van R.'s geschriften zeer hoog, al moet diens onverzoenlijkheid hem, den bedachtzamen, gematigden remonstrant, tegen de borst gestooten hebben. Ook het geschrift van E.'s medestander, Hugo de Groot, Votum pro pace, kon in R.'s oog geen genade vinden. De Groot, die zijn verontwaardiging steeds wist te bedwingen en zijn gevoelens meestal slechts half uitsprak, gaf bij de weerlegging van Rivetus' critiek zijn toorn lucht en uitte zich over hem in bittere bewoordingen.
Rivet is tweemaal gehuwd geweest. Zijn eerste vrouw was Susanne, dochter van den franschen predikant François Oiseau. In haar huwelijk van 1596-1620 schonk zij hem 4 zoons en 3 dochters. In 1621 huwde hij met Maria du Moulin, bij wie hij ook verschillende kinderen verwekte o.a. een zoon Frederik, die later in dienst van den prins van Oranje trad. Een broer van Rivet, Guillaume, betrad ook de geestelijke loopbaan, doch bleef in Frankrijk gevestigd.
Zeer lang is de reeks van R.'s geschriften, die zich alle op theologisch gebied bewegen. Vooral bekend zijn: Isagoge seu introductio generalis ad Scripturam sacram veteris et novi testamenti (1616); Synopsis purioris theologiae (1625) met medewerking van Polyander, Thysius en Walaeus. Dit laatste is nog altijd het boek bij uitnemendheid om de calvinistische dogmatiek te leeren kennen. In 1651 verschenen in drie folio-deelen zijn Opera theologica.
Zijn portret is gegraveerd door Matham naar een schilderij van P. Dubordieu, voorts gegraveerd door C. van Dalen, J. Suyderhoef, H. Rokesz, J.v. Meurs, H. Hondius, S. de Passe en een onbekend kunstenaar.
Zie: Rogge, Biblioth. van contra-remonstrantsche en gereform. geschriften; Muller, Catalogus van portretten; Kist en Royaards, Kerkelijk Archief; Koninklijk Huisarchief; v. Nooten, Prins Willem II; Kronijk v.h. Hist. Genootschap V; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogesch. I, 1, 115, 143, II, 108 v.
Bartelds