klaarblijkelijk in de kliniek, zoodat hij zelfs de hem door de curatoren opgelegde leiding der exercitia practico-medica in het gasthuis verzuimde. Meer belangstelling had hij voor de heelkunde, maar het is de vraag of hij zelf wel ingrijpende operaties heeft uitgevoerd. Vermeld vinden wij: dat hij praeses van het Coll. Chir. was, dat hij bij den hydrothorax de paracentese aanbeval; dat een chirurgijn op zijn raad bij een geval van ileus de buiksnede verrichtte en dat toen de oorzaak een darminvaginatie bleek te zijn; dat hij het chirurgisch instrumentarium verbeterde en met name voor de kiezentangen betere modellen aangaf. Zijn grootste verdiensten liggen echter op het gebied der ontleedkunde. Hij beschreef en beelde het eerst af de uitloozingsbuizen der speekselklieren bij den mensch. Het afgescheiden vocht werd door hem ook scheikundig onderzocht en het secretieproces bestudeerde hij. Verder bestudeerde hij den bouw van de borstklier en wees het bloed als bron der melk aan. Te noemen zijn ook zijn onderzoekingen aangaande het proces der bevruchting en over den mikroskopischen bouw der spieren. Beroemd zijn zijn studiën over het lymphvaatstelsel en de lymphklieren. Boerhaave prees zijn kunstige praeparaten en Soemmering verklaarde ruim een eeuw later (1811), dat zijn studies hierover nog onovertroffen waren. Ook von Haller, A. Monro jr., E. Sandifort, K. Sprengel, Pruys van der Hoeven, noemden ze met lof. Minder gunstig oordeelde over hem L. Heister. Men kan echter gerust zeggen, dat hij een begaafd man was met rijke kennis en een onvermoeid nauwkeurig en zeer handig ontleedkundige. Te waardeeren is ook zijn bezadigd oordeel en zijn erkenning van anderer verdiensten zonder eenige wangunst. Zijn naam is vereeuwigd in de canalis Nuckii, een uitstulping van het buikvlies door het lieskanaal bij de vrouw, welke hij ontdekte. Zijn werken waren: Libelli de vasis aquosis oculi et de ductu salivali novo 1685-1686;
Sialographia et ductuum aquosorum anatome nova 1690, 1695, 1727; Adenographia et uteri foeminei anatome nova c. epistola ad amicum 1691, een werk dat behoort tot de klassieke ontleedkundige geschriften; Saliographia nova et adenographia curiosa 1723, gevolgd door Diss. de motu bilis circulari van M.v. Reverhorst, een leerling van N. en lector in Den Haag; Operationes et experimenta chirurgica, na zijn dood in 1692 uitgegeven door J. Tiling (herdrukken 1696, 1714, 1733, duitsche vertaling in 1728, hollandsche in 1740).
Zijn portret is gegraveerd door een onbekend kunstenaar.
Zie: von Haller, Meth. B. Anat., B. Chir., B. Med. Pract., Elem. Phys.; Sprengel, Gesch. d. Arzneyk.; Monro, De venis lymph.; Soemmering, Onderzoek d. gronden v.d. wederopneming v. zenuwv. d.d. watervaten; Pruys v.d. Hoeven, De hist. medic.; Boon, Gesch. v.d. ontleedk.; Banga, Gesch. d. geneesk. in Nederl.; Suringar in Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1864; Krul, Haagsche Doctoren; Geist-Jacobi in Handb. d. Gesch. d. Med. dl. III; L. Heister, Comp. anat.
Baumann