[Gillot, Jean]
GILLOT (Jean), geb. vermoedelijk te Leiden omstr. 1613, kan een zoon geweest zijn van Jean G., die met zijn vrouw in 1607 met attestatie van Sedan lid van de Herv. kerk te Leiden werd. Hij liet zich aldaar 20 Febr. 1630 inschrijven als stud. math., gelijk 27 Juni d.a.v. Descartes, wiens bediende hij aanvankelijk genoemd wordt, doch die hem tevens inwijdde in zijn nieuwe wiskundige methodes. In Febr. 1633 was hij in dienst bij de Wilhem, zwager van Const. Huygens, doch beklaagde zich geen tijd voor wiskundige studiën te hebben en de betrekking te willen verlaten. Inderdaad beoefende hij in 1635 de wiskunde opnieuw bij Descartes, die hem in zijne brieven aan Mersenne meermalen prijst. Volgens deze was G. ‘tousjours nourry avec des personnes qui estoient plus que luy et avec lesquels néantmoins il a vecu comme camarade’, tevens een ‘esprit vif’ en ‘presque celuy du monde qui sçait le plus de ma Méthode’. Het tijdstip van zijn verblijf in Engeland is onbekend; hier te lande gaf hij vermoedelijk privaat onderricht in de wiskunde in den Haag en te Leiden aan vreemde studenten of was met deze op andere wijze verbonden, waarop de plaats zijner inschrijving in het leidsche album op 25 Febr. 1636 eenigszins wijst. Einde 1637 onderwees hij, evenals van Schooten (zie art. in dit deel), jongelui van de leidsche ingenieursschool. Zijne ouders waren strenge Hugenoten, aan welke omstandigheid, gelijk mede aan den invloed van Rivet, Descartes het toeschreef, dat zijne bemoeiingen, om G. een plaats in Frankrijk te bezorgen, faalden. De lof van zijn leermeester was gewettigd blijkens de wijze, waarop G. in 1638 de door Fermat aan Descartes opgegeven studie van verschillende meetkundige eigenschappen der parabolen van hoogere orde wist te beantwoorden, terwijl deze hem de beantwoording overliet van door de parijsche wiskundigen opgegeven vraagstukken over getallen-theorie.
In 1640 was G. nog te Leiden en in connectie met Descartes en de Wilhem, doch in Febr. 1644, blijkens schrijven van de Wilhem aan Descartes, in andere omstandigheden werkzaam. Misschien was hij de Jean G., die zich opnieuw 16 Maart 1649 te Leiden als stud. math. liet inschrijven en identiek met zijn naamgenoot, die als geboortig uit deze stad, 4 Dec. 1649 in de Waalsche kerk te Delft huwde met Blanche Isabelle uit Leiden. Intusschen somt Lipstorp onder de vrienden van Descartes ook op een Chilot, ‘nunc Portugalliae Regis mathematicus’. De auctiecatalogus der boeken van Golius (Lugd. Bat. 1668), vermeld ook ‘Snellii, Alb. Girardi, Keppleri, Gilot, aliorumque scripta mathematica’ (p. 137).
Zie: Lipstorp, Specimina phil. cartesianae (Lugd. Bat. 1653), p. 85; Oeuvres de Descartes I (1897), 264-265, 313, II (1898), 30, 89, 145-146, 149-150, 195, III (1899), 32 36, 90, 91, IV (1901), 98 en XII (1910), 225 en 262; Briefwisseling van
Const. Huygens, ed. Worp, IV (1915), 279; G. Cohen, Ecrivains français en Hollande (1920), 494-495.
de Waard