Review, in de Bibliothèque des sciences et des arts en ook in een werkje Reflexions critiques sur l' Apologie pour la nation juive par un Vénétien (Londen 1768). Zij maakten een onderscheid tusschen de portug. en hoogduitsche Joden. De Pinto beantwoordde deze geschriften en verdedigde zijn standpunt in Réponse à deux critiques qui ont été faites du petit écrit intitulé Apologie etc. dans te Monthly Review et dans la Bibliothèque des sciences et des Arts, avec les lettres du mème, tout à M. le marechal duc de Richelieu, qu'à M. de Voltaire, et leur réponses (den Haag 1766). Hij had de copie van zijn ‘apologie’ naar Voltaire gezonden met een begeleidenden brief, later uitgegeven als Lettre de l'auteur des Réflexions à M. de Voltaire, welke brief ook eenigszins gewijzigd in Guenee's Lettres quelques des Juifs portugais et allemands et polonnais à M. Voltaire voorkomt (uitgaven Parijs, Brussel, Lyon en Amsterdam 1770). Voltaire antwoordde uit Genève d.d. 21 Juli 1762 in een brief waarin hij o.a. schrijft ‘Er zijn onder u zeer kundige en zeer achtenswaardige lieden; uw brief strekt mij daarvan ten overvloede tot bewijs. Ik zal zorg dragen, dat in den nieuwen druk het blad verbeterd worde .... ik heb ongelijk gehad.’
De Pinto trachtte zijn geloofsgenooten tevergeefs binnen de gilden te voeren. De portugeesch-joodsche gemeente van Bordeaux bediende zich van hem voor een voorspraak bij den hertog van Richelieu, die de Pinto's verzoek toestond in een persoonlijken brief.
Bij de Pinto's verblijf in Frankrijk werkte hij krachtig mede aan den vrede van Fontainebleau; hij deed er de bepalingen ten gunste der engelsche bezittingen in Indië in opnemen (1763). In 1767 schonk de engelsche O.I. Compagnie hem een lijfrente van 500 pond 's jaars, doch het gevolmachtigd agentschap wees hij als Hollander van de hand. Op de conferentie had hij, door zijn kennis der indische zaken, de hinderpalen voor den vrede weggenomen. Het verzoek der engelsche O.I. Compagnie, om haar belangen te behartigen, ‘voor zooverre het met mijne hoedanigheid van Nederlander was overeen te brengen’, nam de Pinto aan. Voor beide Compagnieën ontwierp hij tot wederzijdsch voordeel een nieuw plan van actie, hetgeen echter niet aangenomen werd. Met Willem IV ging ook de Pinto's grooten invloed op de Compagnie heen, waaraan hij zich ten slotte geheel onttrok.
Terug in Holland, vestigde hij zich in den Haag, waar hij zich aan zijn groot werk Traité de la circulation et du Crédit zette (Amsterdam 1771). Het bevat een critische beschouwing over Bilan, général en raisonné de l' Angleterre depuis 1600 jusqu'à la fin de 1761, Lettre sur la jalousie du commerce, Tableau ou exposé de ce qu'on appelle le commerce ou plutôt le jeu d'actions en Hollande, Methode dont on se sert en Hollande pour faire la preception des laxes, et des impòts sur les biens fonds en Lettre de l'auteur à M.D. sur le jeu des cartes (Londen 1768). Buiten het opstel over de jalousie du commerce was in 1762 ook het nu herdrukte Essai sur le Luxe afzonderlijk uitgegeven (Amsterdam 1762, Yverdun 1764), terwijl er nog een derde uitgave moet bestaan; de hollandsche vertaling in Vaderl. Letteroefeningen III, 456. Dit boekje, waarin hij de vraag beantwoordt of weelde nuttig of verderfelijk voor een staat is, maakte hem zóó bekend, dat men de Pinto als ‘l'auteur de l'Essai’ aanduidde. Hij bestrijdt in dit zedekundig werkje den tijdgeest, waarin men boven zijn stand leeft voor allerlei beuzelachtigheden, en hij wenscht wetten tegen de verkwisting, het verleenen van