advocaat bij den Raad van State. In 1769 benoemde de Geoctrooijeerde societeit van Suriname hem tot haar mede- of adjunct-secretaris; hij werd den 5en Juli van dat jaar beeedigd. Deze snelle bevordering trok de aandacht, zoodat de regeering van Amsterdam hem den 12en Oct. 1769 benoemde tot ‘poorter’ en den 20en Dec. van dat jaar aanstelde als secretaris en boekhouder der garnizoenen. Maar nu raakte hij overladen met werk, dus nam hij zijn ontslag als Lands-advocaat, hetgeen hem den 26en Oct. 1769 werd verleend. In 1771 huwde hij met zijne nicht Agnes Dedel, dochter van Salomon Dedel, die tot 1748 schepen en raad der stad Amsterdam was geweest.
Vervolgens werd hij in 1781 benoemd tot raad en advocaat-fiscaal van het College ter Admiraliteit te Amsterdam en den 10den Oct. 1782 tot mede-lid en raad van adsistentie van den Stadhouder-admiraal-generaal voor de zaken der marine. Zijne beteekenis is, dat hij tweemaal, van 1781 tot 95 en van 1814 tot 25, een zeer belangrijke post bij het nederlandsche zeewezen heeft bekleed. Hij is daarin ijverig werkzaam geweest en heeft een zeer groot aantal memoriën en andere staatsstukken opgesteld of helpen opstellen. Zijn schrandere en onderzoekende geest wist zich een klaar inzicht in den stand van zaken te verschaffen. Maar ook anderen heeft hij uit eigen getrouwe aanteekeningen kennis bijgebracht en den stadhouder Willem V heeft hij dikwijls in belangrijke aangelegenheden van de moeilijke laatste jaren der Republiek met zijnen raad gediend. In iedere commissie voor marine-zaken had hij zitting, o.a. in die welke in 1783 werd ingesteld om de haven en het dok van Vlissingen te verbeteren (hetgeen in de volgende jaren geschiedde). Hij werkte mede aan de plannen voor het bouwen van de haven van Nieuwediep, voor het opnieuw inrichten en vergrooten van de werven der Admiraliteiten van het Noorderkwartier en Friesland, voor het reorganizeeren der arsenalen, enz. Een zijner scheppingen was de commissie tot het examineeren der zeeofficieren en stuurlieden en tot het samenstellen van den Zeemans- Almanak, welke commissie de wetenschappelijke beoefening der zeevaartkunde bevorderde (zie de voorrede van den Zeemans-Almanak voor 1788). De advocaat-fiscaal spoorde deskundigen aan, om hun meening aangaande marine-zaken openbaar te maken; zoo schreef kapitein graaf T.S. van Bylandt, Eenige Bedenkingen over de Zeevaart van de Republiek in Holland. De Memorie over de middelen ter uitvoering van het advys, den 28en Maart 1783 uitgebragt, om eenen vasten
post op den staat van oorlog te brengen tot eene jaarlijksche equipage (zie het Zeemans Handboek 1e deel, 1e stuk), door luitenant admiraal J.H. van Kinsbergen medegedeeld, was het werk van Mr. J.C.v.d. Hoop; van Kinsbergen schreef er slechts eenige aanmerkingen bij. Voor meerdere bijzonderheden over een en ander zie men de Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen door Mr. J.C. de Jonge, deel VI, pag. 293 en volgdn.
Echter, in den val der oude Republiek der Vereenigde Nederlanden werd ook van der Hoop als prinsgezinde meegesleept. De Gecommitteerden der Vergadering van Provisioneele Representanten van het Volk van Holland gaven in het geheim last, hem te arresteeren; den 14en Febr. 1795 werd hij in civiele bewaring op het amsterdamsche stadhuis gebracht. Als reden voerde men het volgende aan: in October 1794 waren zes oost-indische retourschepen in Engeland binnengevallen; een convooi, dat die schepen tegen de Franschen moest beveiligen, zeilde niet op tijd uit; hiervoor