1524, begint voor hem een nieuw en moeilijk leven.
Aanvankelijk schijnt hij erover gedacht te hebben naar Leuven terug te keeren; zijn vrienden rieden het hem af. Hij is toen in dienst gekomen bij Maximiliaan van Bourgondië, den abt van Middelburg. Hier heeft hij misschien kennis gemaakt met den zwager van Karel V, Christiaan II van Denemarken, die sterk overhelde naar de leer van Luther. Deze schijnt toen in Zeeland groote belangstelling voor de Hervorming gewekt te hebben onder hooge heeren, die Geldenhauer in 1525 naar Wittenberg zonden om zich op de hoogte te stellen van den stand van zaken aldaar en verslag uit te brengen. De reisaanteekeningen van Geldenhauer over dezen tocht zijn bewaard.
Over de periode, die nu volgt, bestaan nog twaalf brieven van Geldenhauer, die, voor zoover mij bekend, nog niet zijn uitgegeven, al werd die uitgave reeds in 1914 in een leuvensch historisch tijdschrift aangekondigd. Daaruit blijkt, dat Geldenhauer in het voorjaar van 1526 weer in Antwerpen is en voor goed met het oude geloof heeft gebroken. Met geld van Cranevelt maakt hij een tweede reis in Duitschland, waarvan hij eind 1526 verslag uitbrengt. In Nov. 1527 verklaart hij aan Cranevelt, waarom hij tot de Hervorming is overgegaan, en kort daarna rechtvaardigt hij zijn huwelijk. Juni 1527 is hij in het geheim in Antwerpen terug bij Grapheus. Hij lijdt armoe. Cranevelt hielp hem niet meer. Daaraan schijnt dus zijn verblijf in Worms vooraf gegaan te zijn. Te Worms is hij getrouwd. Uit dit huwelijk werd een zoon Eobanus Geldenhauer geboren, die later o.a. te Emden predikant was.
In 1527 verscheen van Geldenhauer Epistolae aliquot de re evangelica et haereticorum poenis ad Carolum Quintum, ad Germ. principes in conventu Spirensi, ad Carolum Getriorum ducem, ad Philippum Hessorum, principem. Ze zijn uit de jaren 1526-27 en waarschijnlijk nog in Antwerpen geschreven voor de auteur voor goed naar Duitschland trok. Deze brieven, die meer als kleine strijdschriften moeten beschouwd worden, kenmerken zich door een zeer strijdlustigen reformatorischen toon; hier uit zich een persoonlijkheid, die zijn weg heeft gekozen. Dit werk is geheel doordrongen van den geest van Luther en te rangschikken naast de talrijke, meer breedsprakige brochures van den hervormer, als ‘An den Christlichen Adel’, ‘Sendbrief an Pabst Leo X’, etc. Oorspronkelijk is hier niets dan de vorm. Geldenhauer schrijft scherp, juist en helder, zonder veel omhaal van woorden of vertoon van beeldspraak.
De schokken der revolutie op kerkelijk en sociaal gebied deden het geloof in de astrologie, ondanks bestrijding, voortleven. Hieruit is een ander werkje van dien tijd te verklaren, ook in briefvorm en in den geest van de voorafgaande brieven, nl. De terrifico cometa cui a condito orbe similis visus non est qui apparuit anno MDXXVII, mense Octobri epistola ad Carolum V. Het verscheen zonder opgave van plaats, tijd of drukker, maar moet wel kort na October 1527 zijn gedrukt.
In 1529 verschenen de vier hiervoor genoemde brieven nogmaals, voorafgegaan door D. Erasmi Roterodami Annotationes in leges pontificias et caesareas de haereticis. Blijkbaar wilde G. zijn eigen ideeën over het bestrijden der ketters meer gezag geven door er den naam van Erasmus aan te verbinden. Erasmus, die inderdaad, zooals uit tal van plaatsen in zijn werk blijkt, tegen het ketterdooden was, was er echter volstrekt niet mee gediend, aldus door een ketter als autoriteit te worden aange-