[Does, Frans van der]
DOES (Frans van der), geb. te Leiden 5 Maart 1577, overl. 11 Dec. 1630, vermoedel. te Noordwijk; zoon van den beroemden Janus Dousa (2) (kol. 425) en van Elisabeth van Zuylen. Hij studeerde aan de Univ. te Leiden, voornamelijk onder Henricus Bredius en later onder Justus Lipsius. Met dezen, zoo ook met Josephus Scaliger werd hij bijzonder bevriend. Na de voltooiing zijner studiën maakte hij een reis buitenslands en bezocht Engeland en Frankrijk, voornamelijk om de talen machtig te worden, maar ook tevens om zijn blik te verruimen en de noodige wereldwijsheid op te doen. In het vaderland teruggekeerd, vestigde hij zich eerst te Utrecht, denkelijk op of nabij de bezittingen zijner moeder en werd in 1601 benoemd tot kanunnik der Sint Maartenskerk aldaar. Later bracht hij zijn woonstede over naar Noordwijk, waar hij (volgens Wapenheraut XIII, 245) in 1622 woonde met Anna van Batenburg zijn vrouw, en Magdalena, Josina, Jan, en Manas, zijn kinderen. In het volgend jaar was hij te Noordwijk de gastheer van den bekenden Mr. Arent van Buchell (zie Leidsch Jaarb. 1907, 58). Frans v.d.D. testeerde 11 Dec. 1630 (Inventaris archief van den Nienoord, no. 518) en werd nog op denzelfden dag, als gestorven zijnde, te Utrecht overluid; hij wordt daar ‘satraap’ (misschien baljuw of heer) van Noordwijk genoemd.
Frans was een verdienstelijk dichter, zooals blijkt uit een treurzang over het vertrek van Justus Lipsius naar Leuven, geplaatst achter zijn