Leiden 1647, 4o, gaf Boxhorn nog een Antwoord, Leiden 1647, 4o). Verder heeft Boxhorn zich zeer verdienstelijk gemaakt door de uitgave met belangrijke aanteekeningen van kronieken: Chronijck van Zeelandt, eertijdts beschreven door Johannes Reygersbergen, nu verbeterd ende vermeerderd (Middelburg 1644, 2 dln. 4o) en J. Veldenaer, Chronyck van Hollandt, Zeelandt ende Westvrieslandt, met aanteyckeningen (Leiden 1650, 4o). Eindelijk moeten nog de volgende geschiedwerken worden vermeld: Historia obsidionis Bredanae et rerum anno 1637 in Belgio aut alibi gestarum (Leiden 1640. fol.), dat nog steeds waarde heeft; de Nederlandsche Historien, 1e boek, behelsende de eerste veranderingen in den godsdienst ende leere: nevens de harde vervolgingen daar over ontstaan in de Nederlanden, voor ende tot de tijden van Keyser Karel de Vde (Leiden 1644, 4o; 2e dr. Amsterdam 1649, 4o; herdr. onder den titel: Nederlands merkwaardigste gebeurtenissen: Utrecht 1700, 8o; Amsterdam 1739 en 1753, 2 dln. 8o), waarin Boxhorn een schets geeft van de kerkgeschiedenis van Nederland van omstreeks 1000 tot ongeveer 1500, merkwaardig genoeg vrij scherp tegen de katholieke kerk. Boxhorn was bovendien ook latijnsch dichter en heeft zeer veel latijnsche oratiën, vooral lijkredenen, gehouden.
Van hem bestaan: gegraveerde portretten door J. Suyderhoef, naar B. Dubordieu 1628, en door P. Aubrey; geschilderde portretten door onbekende kunstenaars in bezit van het Zeeuwsch genootschap te Middelburg, de Universiteitsbibliotheek te Lund en in de verk. der bibliotheca Goesiana, Leiden 1687; een miniatuur door A. van HaIen in het Panpoeticon Batavum.
Zie: Boxhornii Epistolae et poemata (Amsterdam 1662, 12o); Paquot, Mémoires I, 416 vlg.; Nicéron, Mémoires IV, 181 vlg.; Witten, Mem. Dec. VI, 141 vlg.; Alg. Letterk. Maandschr. 1845 II, 567; Letterk. Versl. en Med. 1864, 134; de Wind, Bibl. der Ned. geschiedschr. 445 vlg., 589; Knuttel, Cat. Pamfletten no. 4508, 4566, 4898, 5147, 5564, 5740.
Brugmans