de luitenant-admiraal van Dorp moest worden vervangen, is T. als luitenant-admiraal (1637) door Frederik Hendrik aan het hoofd gesteld. Hij versloeg de Duinkerkers (18 Febr. 1639) bij die stad en levert 21 Oct. 1639 den beroemden slag bij Duins, waardoor zijn naam als ervaren vlootvoogd voorgoed was gevestigd. In 1640 werd hij in den franschen adelstand verheven en in 1642 in de orde van St. Michiel en tot engelsch ridder. Steeds is hij bezig met de blokkade van Duinkerken tot die stad in 1646 door de Franschen werd ingenomen. Het einde van den oorlogstoestand ziende naderen, doet T. een poging om gouverneur van den Briel te worden, doch tevergeefs, want 9 Dec. 1647 werd als zoodanig aangesteld Frederik van Lyer.
Zoo stond T. nog aan het hoofd der vloot, toen deze de Straatvaarders tegemoet voer om ze te beschermen tegen de kapers, waarbij, 29 Mei 1652, de ontmoeting plaats had met de engelsche vloot onder Blake, die aanleiding gaf tot het uitbreken van den eersten engelschen oorlog, waarin hij nog in datzelfde jaar, begin Aug., door storm verhinderd werd Blake aan te vallen.
Aanvankeiijk was T. in dien oorlog niet fortuinlijk; het gelukte Ayscue om de engelsche koopvaarders vrij in den Atlantischen Oceaan te brengen, en beslag te leggen op hollandsche Oost-Indië-vaarders, hetgeen, met de verdenking van oranjegezindheid, oorzaak was van zooveel misnoegen, dat T. het opperbevel moest neerleggen. Doch de ongenade van T. duurde slechts kort, want de nieuwe opperbevelhebber, de With, bleek spoedig ongeschikt en onder ernstig protest van zijn zijde tegen den over hem verspreiden laster, werd hij (Nov. 1652) als luitenantadmiraal aan het hoofd gesteld en levert 10 Dec. 1652 bij Dover een geduchten zeeslag tegen Blake, zoodat deze in de Theems moest terugtrekken. Hij moest echter het plan om de Theems op te zeilen laten varen, al beheerschte hij nu de Noordzee en voerde hij, zegt men, zelfs als aanduiding daarvan, den bezem in den mast. Toch kwam de engelsche vloot eind Febr. 1653 weder naar buiten en van 28 Febr. tot 2 Maart bestreden T. en Blake elkander nogmaals in den bloedigen driedaagschen zeeslag bij Portland, waarbij ditmaal het voordeel aan engelsche zijde bleef. T. wees na zijn meesterlijken terugtocht naar onze havens op de zwakheid der staatsche schepen en haar onvoldoend getal. Wel werd op zijn aandrang veel verbeterd maar de engelsche vloot bleef toch sterker. Eerst begin Aug. kon hij weder uitzeilen. Den 8en Aug. kruiste T. ter hoogte van Egmond en werd door een veel sterker macht aangevallen onder Blake en Monk; de slag bleef onbeslist. 9 Aug. is hij voor Scheveningen en ter Heyde, en den volgenden dag, zijnde een Zondag, sneuvelt hij, in het begin van den slag door een geweerkogel getroffen.
De dood van den geliefden ‘Bestevaer’ veroorzaakte algemeene droefheid. Zijn lijk werd op lands kosten plechtig bijgezet in de Oude kerk te Delft, waar de Staten hem een marmeren praalgraf oprichtten. Zijn weduwe en kinderen werden van staatswege ruim ondersteund. Hij liet den roem na van een voortreffelijk tacticus, een dapper en vermetel zeeman, een onvergelijkelijk aanvoerder, een gaaf en beminnelijk karakter.
Schilderij door K. Gz. Pot 1639 (J. Suyderhoef sc. en C.v. Dalen sc.) bij Mevr. Wed. v.d. Hoe-