gaf college in de dogmatiek Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag 11 uur, in de theologia naturalis Woensdag en Donderdag 10 uur, hield een responsie-college over dogmatische vragen Vrijdags 1 uur en een schetscollege Woensdag 1 uur. 15 April 1832 benoemde de Societas historico-theologica te Leipzig hem tot medelid, waarvan het, met merkwaardige randteekeningen gedrukte, diploma nog aanwezig is. Zijn zoon getuigde van hem: ‘Erat modestus, prudens, lenis, justus, affabilis, elemens, fidelis et commissa fideliter celans.’ En zijne studenten: ‘Warsch van alle zucht naar ijdelen roem, was zijn hoofddoel getrouw te zijn in de vervulling zijner pligten. En dit doel heeft hij bereikt’. De slordige stijl der lofspraak laat haarzelve ongerept.
Suringar had niet minder dan twee dochters en elf zonen, o.w. Gerard Conrad Bernard (III 1213), Pieter Hendrik (III 1215), Willem Hendrik Dominicus (III 1217), Joachim Willem (IV 1288), Lodewijk Pieter, predt. te Esten, Pieter Jacob, rechter in Amsterdam, Joannes predt. te Eysden.
Zijn portret werd op steen gebracht door L. Springer, terwijl een pastel uit jongere jaren bij de familie berust.
Zie: W.H.D. Suringar, praeceptor gymn. L.B. Narratio de vita Lucae Suringaris in Ann. Ac. L.B. 1833/34, 35-45; M. Siegenbeek in Handd. Letterk. 1834, 8-17; Leidsche Stud. alm. 1833, 79 vlg. en 1834, 102 vlgg.; Bernard Goldschmidt, Gesch. der Grafschaft Lingen; Domkapitular Schriever, Gesch. der Schulen u. des Schulwesens im Dekanate u. Kreise Lingen; Festprogramm zvm 200 j. Jubitäum des K. Gymn. Georgianum zu Lingen; papieren uit het familie-archief L. Knappert en W.J.P. Suringar
[W.J.P. Suringar]