onder den titel Gekreutzigter Liebsflammen oder Geistlicher Gedichte Vorschmack (Hamburg 1653), dat eveneens van groote dichterlijke gaven getuigt. Von Zesen kwam zoo ook met Nederlandsche dichters in aanraking: met Catharina Questiers was hij zeer bevriend; in 1670 werd zelfs Vondel lid van zijn Deutschgesinnte Genossenschaft.
Ook op historisch gebied heeft Von Zesen zich in deze jaren bewogen; daardoor is hij ook in Nederland zeer bekend geworden en gebleven. In 1660 publiceerde hij den Leo Belgicus hoc est Reipublicae Belgarum foederatae ab ipsis Batavorum incunabulis exorsa descriptio (Amsterdam 1660), kort daarna een Commentariolus de statu foederati Belgii. De terugkeer van Karel II gaf hem aanleiding tot zijn boek Die verschmähete doch wieder erhöhete Majestäht, das ist Karls des Zweiten Königs von Engelland, Schotland und Irland Wunder-geschichte (Amsterdam 1661). Daarop volgde zijn Coelum Astronomico-poeticum (Amsterdam 1662), dat aan Burgemeesteren van Amsterdam werd opgedragen. Twee jaren daarna publiceerde hij zijn Beschreibung der Stadt Amsterdam (Amsterdam 1664, 4o.; ook met bijvoeging: Hier ist auch beigefügl ein Appendix oder Beschreibung der neuen Auslage der Stadl Amsterdam; Amsterdam 1664, 12o.), die nog altijd veel wordt geraadpleegd.
Reeds vroeger had hij in het Nederlandsch Het geesllike Wierookvat der Vrouwen (Amsterdam 1658) uitgegeven. Op aanmoediging van Comenius vertaalde von Zesen zijn werk in het Duitsch als Des kristlichen Frauenzimmers Tugendwekker (Amsterdam 1665); Comenius zelf vertaalde het in het Boheemsch. Omgekeerd voorzag von Zesen Comenius' Vestibulum rerum et linguarum van een Duitsche Vertaling (Amsterdam 1673).
In 1668 was von Zesen weer in Duitschland, waar het zilveren feest van de Deutschgesinnte Genossenschaft schitterend werd gevierd; hij zelf gaf de geschiedenis van het genootschap in zijn Das Hochdeutsche Helikonische Rosenlahl (Amsterdam 1669). Hij kwam daarna evenwel te Amsterdam terug, waarvan hij 1662 burger was geworden en waar hij in 1672 met Maria Beckers huwde. Dat huwelijk schijnt niet gelukkig te zijn geweest; misschien staat daarmede in verband, dat hij in 1673 Amsterdam voor geruimen tijd verliet en te Hamburg ging wonen; alleen van 1679 tot 1683 vinden wij hem nogmaals te Amsterdam. Zijn laatste roman was ook hier verschenen; het is zijn Jozef-roman Assenet das ist Derselben und des Josefs Heilige Stahts-, Lieb- und Lebensgeschicht (Amsterdam 1670). Nog gaf hij een anderen roman, aan den Bijbel ontleend, den Simson (Amsterdam 1679). Intusschen waren zijn levensomstandigheden niet verbeterd; ook zijn invloed op het letterkundig leven ging te loor; zijn levensavond was even droevig als de opgang en de hoogte van zijn bestaan schitterend was geweest. Zijn laatste gedicht is gedateerd van Hamburg 8 October 1688; ongeveer een jaar daarna is hij gestorven.
Zie: Moes in Vijfde Jaarboek der Vereeniging Amsterlodamum, 113 vlg.; Scholte in Veertiende Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum, 37 vlg. en de daar aangehaalde bronnen.
Brugmans