[Zaayer, Teunis]
ZAAYER (Teunis), geb. 15 Nov. 1837 te Dirksland, overl. 23 Dec. 1902 te Leiden, was de zoon van Pieter Zaayer, burgemeester en Jannetje Lodder. Het eerste onderwijs kreeg hij op een dorpsschool en later op de kostschool van den heer Blankenbijl eerst te Dirksland en daarna te Geertruidenberg. 18 Mei 1853 deed hij met goed gevolg te 's Hertogenbosch examen voor landmeter en eerst daarna kreeg hij privaatles in latijn en grieksch van den predikant Glasius te Geertruidenberg. Daar dit niet voldoende was ging hij naar Leiden en volgde daar de lessen van Dr. Jacob de Gelder. 1 Oct. 1856 werd hij, na het admissie-examen voor de academie te hebben afgelegd, ingeschreven als student in de geneeskunde. 30 Mei 1862 promoveerde hij tot medicinae doctor na verdediging van een proefschrift, getit.: Beschrijving van twee vrouwenbekkens uit den Oost- Indischen Archipel (Leid. 1862), 10 Sept. v.h.z.j. tot art. obst. doctor, en 9 Oct. d.a.v. tot chirurgiae doctor, beide op stellingen. Hierop begaf hij zich naar Berlijn, waar hij de colleges bijwoonde van Virchow, von Graefe, von Langenbeck en Treube, maar reeds in Jan. 1863 moest hij zijn verblijf aldaar afbreken, omdat hij benoemd was tot 2den prosector bij de anatomie te Leiden onder Halbertsma, welke betrekking hij op 1 Febr. d.a.v. aanvaardde. In den zomer van 1864 bezocht hij Weenen, Praag, Leipzig, Halle en Göttingen, waar hij kennis maakte met de daar gevestigde anatomen.
Na den dood van Halbertsma, zijnen door hem hooggeschatten leermeester, werd hij in zijne plaats benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de anatomie, nadat hij reeds gedurende eenige maanden de lessen in anatomie en physiologie had waargenomen tijdens de ziekte van Halbertsma en in die tusschen-periode eene benoeming tot hoogleeraar in de verloskunde eerst te Groningen en later te Utrecht had afgeslagen. Op 10 Mrt. 1866 sprak hij zijne intree-rede uit, getit.: Het gewicht eener doelmatige ontleedkundige techniek (Leiden 1866). In 1870 werd hij benoemd tot gewoon hoogleeraar en in hetzelfde jaar huwde hij met Johanna Petronella Jacoba Scholten, dochter van den hoogleeraar in de godgeleerdheid, J.H. Scholten (III kol. 1143). In 1881 werd hij gekozen tot lid van den gemeenteraad van Leiden en als zoodanig hield hij zitting tot aan zijn dood. Als curator van het gymnasium en lid van de commissie van beheer van het krankzinnigen-gesticht Endegeest, was hij gedurende vele jaren met groote toewijding werkzaam. Op 8 Febr. 1881 aftredende als rector magnificus hield hij eene rede over Geneeskunde en Maatschappij (Leid. 1881). Gedurende tal van jaren was hij werkzaam als gerechtelijk geneeskundige, terwijl van Iterson, de hoogleeraar in de heelkunde, het theoretisch onderwijs in dit vak gaf. Als zoodanig heeft Zaayer grooten naam gemaakt, toen hij in 1893 een uitgebreid onderzoek verrichtte op de lijken van 16 personen overleden aan de gevolgen van arsenicum-vergiftiging en hierover eene verhandeling schreef: De toestand der lijken na arsenicum-vergiftiging. Een gerechtelijk-geneeskundige studie, uitg. door de Kon. Acad