wille gingen, en op 15-jarigen leeftijd naar Leiden, waar hij 28 April 1580 als student in de letteren werd ingeschreven. Te Leiden volgde hij de lessen van Bonaventura Vulcanius, Petreius Tiara en Justus Lipsius. De geneeskunde zal hij in het buitenland hebben geleerd. Hij was vier jaar te Heidelberg (ingeschreven 18 Jan. 1586), daarna te Keulen, ten slotte ging hij naar Italië, met name naar Padua (onderwijs van Mercurialis, Capivaccio, Hieron. Fabricius ab Aquapendente, Bernardinus Paternus) en daarna naar Bologna (onderwijs van Hieronymus Mercurialis, Johannes Costaeus, Casparus Tagliacotius) en ten slotte naar Ferrara (onderwijs van Hieronymus Brassavola). Vermoedelijk is V. te Padua gepromoveerd. Ook daarna bleef hij in Italië, waar hij in het geheel 9 jaar verwijlde, als lijfarts van den bisschop van Angola en na diens dood van den markgraaf van Querceto. In 1596 keerde hij eindelijk terug in het vaderland en vestigde zich te Delft, waar hij in het huwelijk trad en bleef, totdat hij in 1598, op aanbeveling van Scaliger, tot buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte naar Leiden werd beroepen in plaats van den naar Frankrijk teruggekeerden Dumoulin. Het volgend jaar (1599) ging V. reeds over tot de medische faculteit als gewoon hoogleeraar in plaats van Gerard de Bondt. Hij was Rector magnificus in de jaren 1609, 1612, 1621, 1622. Na den dood van Pauw (1617) werd V. het onderwijs in de kruidkunde en het toezicht over den hortus opgedragen. Behalve botanisch onderwijs (sinds 1617) gaf hij lessen over theoretische geneeskunde. V. was een groot bewonderaar en volgeling van Hippocrates. Hij werd geroemd als een man van groote geleerdheid, algemeene ontwikkeling en talenkennis, en ook als een ijverig en vlijtig docent. Met Scaliger,
Cluverius en Daniël Heinsius was hij bevriend. Hij was geen kamergeleerde, maar man met wijde belangstelling o.a. voor het droogleggen en uitmalen der Hollandsche plassen.
Gedrukte geschriften heeft hij ons niet nagelaten behalve twee lijkredenen op Clusius en Pauw.
Zijn door Joris van Schooten geschilderd portret in de Leidsche Senaatskamer; lithographie daarnaar door L. Springer.
Zie: Kroon, Bijdragen tot de geschiedenis van het geneeskundig onderwijs aan de Leidsche Universiteit 1575-1625; Molhuysen, Bronnen Gesch. Leidsche Univ. I, II. reg.
Baumann