Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1360]
| |
dam, waar hij de laatste jaren van zijn leven had gewoond. Zijn vader was hofprediker bij Hertog August von Wolfenbüttel, doch ontviel den knaap reeds, toen deze nauwelijks 13 jaren oud was. Schoon onbemiddeld, werd hij toch in staat gesteld een wetenschappelijke opleiding te ontvangen, eerst op het gymnasium van Dr. Jungius te Hamburg, waar bij in 1640 werd ingeschreven als ‘Bernhardus Varenius Ulzensis Luneburgicus’ (naar zijn woonplaats Ulzen); toen aan de universiteit te Koningsbergen (1642-45), en sedert 6 Mei 1645 aan de hoogeschool te Leiden. Vooral de studie der wis- en natuurkunde trok hem aan; reeds bij de voltooiing zijner voorbereidende studiën te Hamburg had hij 16 Nov. 1642 gedisputeerd De definitione motus Aristotelica. Te Leiden was hij ingeschreven als Med. stud. Slechts kort vertoefde hij intusschen hier. Door kommervolle omstandigheden werd hij genoodzaakt, in 1646 een betrekking van huisonderwijzer te Amsterdam op zich te nemen. Middelerwijl genoot hij in deze stad den omgang van bekwame mannen, o.a. van den wiskundige Pell en van den aardrijkskundige Blauw. Op lotsverbetering uit, solliciteerde Varenius, op aansporing van Vossius, naar de betrekking van docent in de wiskunde aan het gymnasium te Amsterdam, doch werd om zijn Luthersch kerkgeloof niet benoemd. Thans voor zijn studie naar Leiden teruggekeerd, promoveerde hij hier 22 Juni 1649, onder prof. Heurnius, ‘post publicam disputationem’, tot medicinae doctor. Hierop vestigde V. zich als geneesheer te Amsterdam, schijnt echter van de uitoefening der praktijk weinig werk gemaakt te hebben. Ook komt zijn naam niet voor op de lijst der Amsterdamsche geneesheeren, die op 't archief dezer stad bewaard wordt. Een openbare betrekking schijnt hij er evenmin te hebben bekleed; maar door zijn aardrijkskundige studiën verwierf hij zich een beroemden naam. Nadat eerst, in 1649, zijn Descriptio Regni Japoniae cum quibusdam affinis materiae, zoomede zijn Tractatus de religione Japonicorum hier verschenen waren (beide bij Elzevier) zag het volgend jaar zijn hoofdwerk het licht: Geographia Generalis, in qua affectiones generales Telluris explicantur (1650; eveneens bij Elzevier). Met recht wordt dit boek als ‘het eerste volledige en systematische werk over de Algemeene of Natuurkundige Aardrijkskunde’ aangemerkt. Mannen van erkend gezag hebben het om strijd geroemd: wij noemen slechts Newton en Alex. von Humboldt. De eerste kondigde het in Engeland aan, bezorgde er een nieuwe uitgave van (Cantabr. 1672) en gebruikte het als leidraad bij zijn voorlezingen te Cambridge; de laatste overlaadde het met lof in zijn Kosmos (I, 60-74). In hoofdzaak handelt de Geographia Generalis, zooals de naam zelf aanduidt, over de Algemeene aardrijkskunde (ook wel Geographia Universalis geheeten), terwijl de bijzondere aardrijkskunde of Geographia particularis er een minder groote plaats inneemt. Het werk werd in zijn oorspronkelijken vorm bij herhaling herdrukt, niet alleen ten onzent, maar ook in andere landen, terwijl de Latijnsche uitgaven weldra ook in andere talen werden overgebracht: in 1733 verscheen een Engelsche, in 1750 een Nederlandsche, in 1755 een Fransche vertaling. Algemeen was de lof den schrijver der Geographia Generalis toegekend ‘Varenius was de eerste geograaf die de aardrijkskunde een haar toekomende plaats onder de andere wetenschappen had doen innemen.’ Zijn omgang met de kooplieden en zeevaarders van het handeldrijvende Holland had daartoe het zijne bijgedragen. | |
[pagina 1361]
| |
Intusschen had de geleerde schrijver van 't beroemde werk zich deerlijk overspannen. Op het ziekbed geworpen, overleed hij tegen het eind van 1650, nauwelijks 28 jaren oud. Een Verhandeling over de kegelsneden van zijne hand is niet uitgegeven, terwijl het handschrift van dat werk verloren is geraakt. De letterkundige faculteit der Universiteit van Amsterdam schreef in 1906 naar aanleiding van prof. Günthers werk Varenius (Leipzig 1905) een prijsvraag uit over het leven en de werken van dezen geograaf, vooral ook wat betreft zijn verblijf en werkzaamheid te Amsterdam. Zie: Collot d'Escury, Hollands Roem in Kunsten en Wetenschappen VIa, 190; A. van Humboldt, Kosmos I, 60, 74 en 75; Breusing in Petermann's Geogr. Mittheilungen, 1880, 136; Blink in Tijdschr. Ned. Aardr. Genootsch. 1887 (Afd. Meer uitgebr. artt.), 182; Molhuysen, Bronnen Gesch. Leidsche Universiteit III, 24. Zuidema |
|