afdeeling en later dat van alle vereenigde afdeelingen, dat 19 Juni 1799 werd uitgebracht. Deze commissie heeft de beschaafde wereld zeer aan zich verplicht door het ontwerpen van een eenvoudig stelsel van maten en gewichten, dat, behalve door Groot-Britannië en de Vereenigde Staten, thans door alle beschaafde natiën is aangenomen.
In 1800 werd hij benoemd tot lid van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek. Hij verkreeg ten behoeve van de waarneming dezer betrekking verlof als hoogleeraar, doch trad in 1802 als lid van genoemd bewind af en aanvaardde toen zijn professoraat weder, dat hij verder tot zijn overlijden bekleedde.
In 1807 werd hem door koning Lodewijk eene politieke betrekking aangeboden, voor welke hij bedankte. Wel nam hij het voorzitterschap aan van het Comité central van den waterstaat, door den Koning 21 Jan. 1809 ingesteld. Hij was bij de eerste benoeming het eenige niet tot het vak van den waterstaat behoorende lid. Als zoodanig heeft hij eenige bemoeiing met den watersnood van 1809 en de toen genomen maatregelen gehad.
Koning Willem I benoemde hem tot Staatsraad in buitengewonen dienst.
Eene ziekte van enkele dagen maakte een einde aan zijn werkzaam leven.
Hij was lid van tallooze binnen- en buitenlandsche geleerde genootschappen. Van de Hollandsche maatschappij der wetenschappen te Haarlem werd hij reeds in 1769 lid.
Van Swinden huwde in 1768 te Franeker Sara RiboulIeau, geboren in 1741, bij wie hij een zoon, die op 35-jarigen leeftijd vòòr zijn vader overleed en die een zoon en eene dochter naliet, en drie dochters had. Eene der laatsten huwde prof. G. Vrolik (III koI. 1366). Zijne echtgenoote overleefde hem.
Zijn portret is gegraveerd door P. Velijn, R. Vinkeles, Chrétien, J.E. Marcus; gelithographeerd door J. Plugger, en W.C. Chimaer van Oudendorp.
Zijn portret (steendruk) komt voor tegenover blz. 179 van de ‘Bouwstoffen van de geschiedenis van de levensverzekeringen en lijfrenten in Nederland’, bewerkt door de Directie van de Algemeene Levensverzekering-maatschappij te Amsterdam (1897).
Zijne belangrijkste geschriften zijn: Oratio de philosophia Newtoniana, habita 7 Juni 1779 (Franeker 1779); Beschrijving van het bewegelijk hemelsgestel van Eise Eisinga (Franeker 1780, 2e uitg. id. 1824, 3e uitg. Schoonhoven 1851); Grondbeginselen der meetkunde (Amst. 1790, 2e uitg. id. 1816); Volmaakte maten en gewigten (2 dln., Amst. 1802); Lessen over het planetarium, tellurium en lunarium van Hartog van Louw (Amst. 1803); Over het bepalen der lengte op zee (Amst. 1809); Onderricht over de Fransche en Hollandsche munten en derzelver vergelijking (Amst. 1819).
Ramaer