1588 met Emerentiana Speckhouwers Jansdr. van Antwerpen (en niet Eneken van Spertsenberg, zooals de heer Veth las), bij wie hij een zoon Hans (zie hierna) verwekte. Van Mander zegt, dat hij ‘soo taemlyck van teyckenen, metselrye, compartimenten en ander versieringe van sieraden’ was. Uit den inventaris van zijn inboedel blijkt, dat hij heel wat onvoltooid schilderwerk naliet. Hij is misschien de schilder geweest van ‘Een stuk van de Munteren mette Generaels, na men oordeelt geschilderd bij eenen Snellaard’, waarvan Balen, 682 spreekt, maar dit stuk is verloren geraakt. Ander schilderwerk op den naam Snellaert is niet bekend.
Zie: Oud Holland XII, 2e afl.; XXII, 1e afl.
van Dalen