zijn bekende brochure: Brief behelsende twee preuven dat het Hof van Holland vóór den jare 1429 is opgeregt aan H.Z.D.V.A.R.D.I.M. Hetgeen in omgekeerde volgorde de beginletters zijn van (M)r. (J)acob (d)e (R)iemer, (a)dvocaat (v)oor (d)en (z)elven (H)ove. Dit boekje, waarvan de schrijver zich noemde E.L.E.O.D.H.O.: Een liefhebber en onderzoeker der Hollandsche Oudheden, verscheen evenwel eerst in 1717. Van Limborch was inmiddels in 1712 nog in nauwere betrekking tot de Riemer getreden door zijn huwelijk met diens zuster Maria. Hendrik van Limborch, broeder van Frans, schilderde in 1703 de Riemers portret.
In 1713 begon hij met het overschrijven van belangrijke stukken uit de archieven van het Hof en van de Staten van Holland en van de Leen- en Registerkamer van dit gewest, waaruit hij later de bronnen putte voor zijn Beschrijving van 's Gravenhage. Het was oorspronkelijk niet zijn bedoeling geweest een geschiedenis van zijn woonplaats te geven, maar al werkende verkreeg hij daartoe zooveel bouwstof, dat hij er als 't ware vanzelf toe overging. Dit standaardwerk verscheen in twee gedeelten; het eerste deel in twee stukken in 1730 te Delft bij Reinier Boitet, het tweede deel in 1739 te 's Gravenhage bij Johannes de Cros. Het was door hem opgedragen aan den Magistraat van den Haag waarvoor hij 300 gouden ducaten ontving. De Riemer's Beschrijving van 's Gravenhage munt uit door groote nauwkeurigheid en is nog steeds een onmisbare bron voor de beoefenaars onzer plaatselijke geschiedenis.
Intusschen bleef de Riemer voortgaan met het kopiëeren van belangrijke stukken. Tusschen 1743 en 48 o.a. werkte hij aan een studie over de stadhouders van Holland en Zeeland, en landsadvocaten, presidenten en raden van het Hof, tresoriers, rentmeesters en ontvangers-generaal, welke hij in overleg met Frans van Limborch, die in 1734 was aangesteld tot advocaat fiscaal van de domeinen van Holland, samenstelde.
Het was zijn laatste werk, dat hij beschouwde als het beste wat hij geschreven had. Dit handschrift, bestaande uit drie folio deelen, schonk hij in 1754 aan zijn zwager van Limborch, uit dankbaarheid dat deze zijn zoon, Mr. Pieter de Riemer, een plaats als klerk op de griffie der Staten-Generaal had bezorgd.
De Riemer wilde op het laatst van zijn leven zijn talrijke kopieën, die een serie van 36 deelen vormden, van de hand doen. Hij bood ze aan den magistraat van den Haag te koop aan maar bereikte daarmede geen resultaat. Na zijn overlijden beproefde zijn zoon en naamgenoot het nog eens, maar eveneens zonder eenig gevolg. Na diens overlijden kwam de geheele collectie in openbare veiling bij de boekhandelaren Scheurleer en van Cleef en werd toen op aandringen van den archivaris der Bataafsche Republiek, Mr. Hendrik van Wijn, aangekocht door den Raad van Binnenl. Zaken.
Deze collectie, thans vermeerderd met de drie deelen, die hij aan van Limborch had aangeboden, berust op het algemeen Rijksarchief. Zij bestaat voornamelijk uit copie-tractaten, handvesten, keuren, giften, ordonnantiën en commissies van de graven uit het Henegouwsche, Beiersche, en Bourgondische Huis, extracten en kopieën uit de Memorialen, sententies en resoluties van het Hof van Holland en van de Staten van dat gewest, kopieën uit de oudste keurboeken van 's Gravenhage, gedrukte en geteekende afbeeldingen van historie- en legpenningen en van zegels. 14 deelen bevatten uitsluitend bronnen voor de geschiedenis van 's Gravenhage.