langstelling had, was
P. dan ook voor zijn tijd zeer bekwaam. Met Bontius was hij ook sinds 10 Oct. 1598 met het toezicht over en het bestuur van den hortus botanicus belast. De eerste catalogus van den kruidtuin is van zijn hand in 1601 of 1603 verschenen. Vermeldenswaard is nog, dat een roode kastanjeboom door Boerhaave 't eerst als Pavia beschreven en afgebeeld, Paaw's naam ter herdenking zoo is genoemd. 9 Mei 1593 huwde P. met Maria van Hout (overl. 1612) dochter van Jan van Hout, secretaris van Leiden. In 1601, 1606 en 1614 was hij Rector magnificus.
P.'s grootste verdiensten liggen op het gebied der anatomie, waarvoor hij van jongsaf veel neiging had gehad. Te Leiden kon in zijn studietijd hem niet veel worden geboden. Sekties zag hij daar nog niet, maar wel op zijn studiereis, o.a. te Parijs, waar evenwel de demonstratie nog geschiedde door een chirurgyn onder toezicht van den hoogleeraar. Toch heeft P. daar de studie der anatomie vlijtig beoefend. Te Rostock heeft hij de lessen gevolgd van Henricus Brucaeus, en gedurende zijn kort verblijf in Italië die van Fabricius ab Aquapendente. Voor zijne lessen is te Leiden spoedig een anatomisch theater gesticht. P. was een uitstekend, welsprekend en ijverig docent. Zijn lessen trokken er talrijk gehoor en ook zijn demonstraties hadden veel belangstelling.
Pauw heeft een anatomisch werk Primitiae anatomicae de humani corporis ossibus (1615) geschreven, waarin hij o.a. de ossa Wormiana heeft afgebeeld en, een goede beschrijving geeft van de sinus frontalis en maxillaris. Hij laat ook geen gelegenheid voorbijgaan om voor de praktijk nuttige wenken te geven. Zijn na deze uitgave te spoedig, gevolgde dood heeft P. belet ook andere