verblijfplaats schonk. Hij stichtte hier een kapittel, dat later tot kapittel van Roermond verheven werd. Toch heeft men zelfs in onze dagen nog twijfel geopperd, of Hunger wel inderdaad in het Limburgsche heeft vertoefd. In 859-60 woonde hij de beide Concilie's van Toul en Tusey bij. In 862 was hij aanwezig op de synode te Aken. Hier weerstond hij met apostolische vrijmoedigheid - hij alleen met bisschop Batald van Straatsburg - het overspelig, dus ongeldig huwelijk van Lotharius II met Waldrada. Op het Concilie van Metz, in 863, was hij wegens ziekte afwezig. In hetzelfde jaar richtte Hincmar, aartsbisschop van Rheims, een maanbrief aan Hunger, wien hij opdroeg te zorgen, dat de Noorman Rorik geenerlei hulp verleenen zou aan graaf Boudewijn van Vlaanderen, die de schoone Judith, dochter van Karel den Kale, had geschaakt en daarom met den kerkban getroffen was. De pas bekeerde Rorik zou tevens schadevergoeding moeten geven voor eenige strooptochten zijner Noormannen. Diens bekeering gaf vermoedelijk aan Hunger gelegenheid, om zich wederom in Utrecht te vestigen; maar dat zal slechts tijdelijk geweest zijn. Allicht is hij kort daarna opnieuw gevlucht, doch rusteloos ging hij voort troost en leniging te brengen aan zijn verstrooide en uiterst benarde kudde.
Hij stierf 22 December 866; de oude bronnen zeggen niet, waar. In Oct. 1760 werd te Breukelen een grafstede ontdekt, die men als het graf van Hunger meende te berkennen; nog waren er eenige resten van het stoffelijk overschot in. Hunger wordt als heilige vereerd; zijn feestdag is 22 December.
Zie: J. de Beka, Chronicon (Ultraj. 1643) 28; W. Heda, Historia 54; Batavia Sacra (1714) I, 116; Vita Odulfi in Monum. Germ. hist. S.S. XV, 358; Jaarboekje van kerkelijk Nederland 1856, 38; W. Moll, Kerkgeschiedenis (1864) I, 260; Archief aartsbisdom Utrecht XII (1884) 183; XXI (1894) 213; XXII (1895) 313; Dümmler in Jahrbücher der deutschen Geschichte II (1889) 36, 47, 65; Brom, Regesten (1908), I, 13; Ned. Archievenblad XX (1911) 31; Kronenburg, Neerlands heiligen in de middeleeuwen (Amsterdam 1899) I, 76; Limburg XX (Sittard 1914) 242.
Brom