[Gillissen, Aegidius]
GILLISSEN (Aegidius), geb. te Middelburg 12 Juli 1712, overl. te Leiden 13 Juni 1800. Uit den kleinen burgerstand voortgekomen, zou hij naar zeeuwschen aard eerst naar Oost-Indië varen, maar ‘geraakte’, zegt Vrolikhert, nog laat aan de studie en overwon door eene ongemeene naarstigheid dezen achterstand van tijd. Naar tegenwoordigen maatstaf was hij niet zóó Iaat: 23 Augustus 1732 liet hij zich te Groningen inschrijven, wat dien dag en 25 Aug. nog drie andere Middelburgers deden. Hij studeerde er onder C. van Velzen, sinds 1728 buitengewoon, sinds 1731 gewoon hoogleeraar, den ‘ietwat stijven voetiaan’, omslachtig homileet, ijverig geschiedvorscher, die ook aan de moraal (toen theologia practica geheeten) eene voor die dagen ongewone aandacht wijdde. Van den student Gillissen wordt als bijzonder lofwaardig vermeld, dat hij tot de ‘antwoorders’ in eene der openbare catechisaties te Groningen behoorde (vergel. mijne Gesch. N.H.K. II, 134 vlgg.). Proponent bij de classis Walcheren 1 Nov. 1736, werd hij 1737 predikant te Borselen, 1740 te Ter Neuzen, 1745 te Bergen op Zoom, om 13 Maart 1746 intrede te Vlissingen te doen met eene in druk gegeven leerrede naar Micha 5: 4, 5, waarin ook biografische data. Hier schijnt hij de aandacht getrokken te hebben van Willem IV; men benoemde hem tot hoogleeraar te Franeker, waar hij 1 Mei 1749 inaugureerde De praesentibus fundi theologici calamitatibus. Zijne toehoorders hebben de helderheid van zijn voordracht en de toegankelijkheid van zijn persoon geroemd. Hier stelde hij zijne beide Disputationes de S.S. Evangeliis ad apocryphos quosdam libros non accommodatis, de eerste in 1753 verdedigd, de tweede in 1754 door Andreas de Lange,
‘onzen Vlissingschen inboorling’, zegt Vrolikhert, en aan Heeren Burgemeesteren van Vlissingen opgedragen. In 1761 sprak hij bij de overdracht van het rectoraat De deistis praestantiam religionis christianae declarantibus. Sepp laat hem van voetiaan coccejaan geworden zijn, wezenlijk alleen op grond van plaatsen in de bovengenoemde Vlissingsche intreepreek, waar hij de ‘zeven herders’ van vs. 4 vergelijkt met de zeven predikanten der stad. Van Gillissen is ook de Oratio funebris op zijn ambtgenoot E.L. Vriemoet, 1760. In zijn Franeker tijd trouwde hij te Middelburg, 3 Mei 1751, Cornelia Petronella Willekens, huwelijk o.a. bezongen