tot haar geheimraad en lijfarts en stelde hem 21 April 1671, met bewilliging der Staten van Friesland, aan tot ‘oppersten bestierder’ der opvoeding van haar zoon Hendrik Casimir, met last aan den gouverneur, leermeester en onder-opzieners de aanwijzingen van Blancardus in alles op te volgen.
Bij de 100-j. herdenking van de stichting der friesche hoogeschool, in 1685, werd hem, toen voor de tweede maal rector-magnificus, door de Staten van Fr. de viering en regeling van het jubelfeest opgedragen, van welke opdracht hij zich bij die gelegenheid door een sierlijke latijnsche oratie ten genoege van een talrijk auditorium kweet.
Door zijn onvermoeid arbeiden en zittend leven verviel hij omstreeks 1690 in een langzaam uitterende ziekte, die hem zoowel zijn professoraat als letterkundigen arbeid onmogelijk maakte. In den herfst van 1702 openbaarde die ziekte zich heftiger en in het volgend voorjaar scheidde hij uit het leven. Zijn echtgenoote Maria Eversdijck (1628-1674) (zie III kol. 369), met wie hij 2 Febr. 1650 te Goes was gehuwd, schonk hem zeven kinderen, waarvan bij den dood des vaders nog twee dochters en een zoon in leven waren. De zoon Steven volgt. Een andere zoon, Cornelis Blanckaert, was kort vóór zijn vader overleden. Hij is de boekdrukker, die in 1688 te Amsterdam in de Warmoesstraat woonde en geschriften van zijn broeder Steven uitgaf (Volgens Mdbl. Amstelodamum 1916, p. 25 bestaan van hem enkel uit het jaar 1688 uitgaven!)
De portretten van Nic. Blanckaert en van Maria Eversdijck, door Willem Eversdijck bevinden zich in het Rijksmuseum, terwijl van den hoogleeraar zelf een geschilderd portret in het Stadhuis te Franeker is en er ook nog een zeer fraai portret (aet. LXVIII) bestaat, zwarte kunst, door P. Aeneae.
Zijn zinspreuk was: ‘Incertum quo fata trahunt’.
Nicolaas Blanckaert is de schrijver van: Panegyricus Matthenesio et Pavio a stabilitata pace Monasterio reducibus sacratus (Leiden 1648); Q. Curtii Historiae Alexandri Magni ex recognitione cumque notis Nicolai Blancardi et aliorum (Leiden 1649); L.A. Flori, Epitome Rerum Romanarum ex recensione Nicolai Blancardi cumque variorum notis (Leiden 1650); Arrianus, de expeditione Alexandri (Amst. 1668); Adlocutio ad Celsiss. et Illustr. Principem Henricum Casimirum, quo adventum ejus in Acad. Franeq. solemniter gratulabatur (Fran. 1671); Philippi Cyprii Chronicon Ecclesiae Graecae e M.S. Byzantino primum vulgatum et Lat. redditum. Accedit Christophori Angeli de Statu hodiernorum Graecorum Enchiridion cum versione G. Felavii (Fran. 1679); Arriani Tactica, Acies contra Alanos, Periplus Ponti Euxini et Maris Erythraei, de Venatione, Epicteti Enchiridion cum Paraphrasi, ejusdem Apophthegmala etc., cum interpretationibus Latinis et notis, cum aliorum, tum et nonnullis Blancardi (Amst. 1683); Harpocrationis Lexicon cum Blancardi Versione Latina, notisque Maussaci et Valesii, etc. (Leiden 1683); Panegyricus pro Jubilaeo seu Festo saeculari Acad. (Franeker 1685); Thomae Magistri Dictionum Atticarum Eclogae, emendatae, opere universo disposito, et addito Catalogo veterum scriptorum, quorum in hisce Eclogis mentio (Franeker 1690). (Hierbij zijn ook gevoegd de aanteekeningen van den hoogleeraar Lambertus Bos); Tabulae Geographicae Asiae, Europae et Africae veleris.
Een nieuwe uitgaaf van Thucydides was door hem ter hand genomen, doch deze bleef door zijn opkomende ziekte achterwege. Onvoltooid