op hem gevestigd, toen in het dorp Aarle (N.B.) een besmettelijke ziekte heerschte. Koning Lodewijk bezocht in 1809 het geteisterde dorp, schonk ƒ 3000 tot leniging der ellende en riep d' Aumerie tijdelijk naar Aarle om te trachten de epidemie te stuiten, wat hem in betrekkelijk korten tijd gelukte.
Toen de gemeente 's Gravenhage in 1827 de zeebad-inrichting te Scheveningen van Jacob Pronk had overgenomen en er een meer modern badhuis liet bouwen werd d' Aumerie tot baddokter benoemd op een jaarlijksch traktement van ƒ 1000, vrije woning en vrij vuur en licht. Deze betrekking heeft hij vervuld tot het jaar 1852, toen hij wegens zijn hoogen leeftijd ontslag nam.
Niet alleen als baddokter heeft d'Aumerie zich verdienstelijk gemaakt. Sedert 1832 was hij rentmeester van het Oude Mannen-, Vrouwen-, en Weeshuis te Scheveningen. Deze betrekking bleef hij tot zijn dood waarnemen. Ook behoorde d'Aumerie tot de mede-oprichters van het departement Scheveningen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in 1834 en van de corporatie Petit St. Hubert in 1835. Maar niet minder heeft d'Aumerie zich als geneesheer te Scheveningen onderscheiden in de cholera-jaren 1832 en 1849. In 1832 werden van de 4800 inwoners, die het dorp toen had, niet minder dan 615 aangetast, waarvan er 262 stierven. d'Aumerie werd bij het uitbreken van de epidemie door het Gemeentebestuur aangewezen als hoofd van den geneeskundigen dienst. Het hospitaal, waarvoor de school aan de Keizerstraat tijdelijk was ingericht, stond onder zijn leiding. Ook in 1849 was het weder d'Aumerie, aan wien door Burgemeester en Wethouders de behandeling der choleralijders in het hospitaal werd opgedragen; zijne adviezen om de uitbreiding der ziekte tegen te gaan werden zeer op prijs gesteld. Toen d'Aumerie zich te Scheveningen als baddokter vestigde, kreeg hij tot woning het zoogenaamde Pronkenburg, het oude badhuis van Jacob Pronk. Spoedig daarna betrok hij een huis in de Keizerstraat, thans gemerkt 298. In 1854 liet d'Aumerie zich aan den Ouden Scheveningschen weg, tegenover den Kanaalweg, door een Italiaansch architect een villa bouwen in Oosterschen stijl en noemde haar Nieuw Plantlust. In deze villa overleed hij. Hij stierf 8 Juni 1856 en werd begraven op de Algemeene begraafplaats aan het Kanaal te 's Gravenhage.
Van de hand van d'Aumerie bestaan de volgende geschriften:
1e. Verhandeling ter beantwoording van de vraag: Waarin bestaat de werking en het nut der zeebaden?’ Bekroond door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 23 Mei 1829 met den gouden eerepenning en een premie van ƒ 150. - Dit geschrift is ook in het Fransch uitgegeven onder den titel van: Mémoire couronné sur l'effet et l'utilité des bains de mer.’ 2e. De Zeebad-inrigting te Scheveningen en het Badseizoen van 1828 ('s Gravenh. 1828). Deze uitgave verscheen het volgende jaar in het Fransch en Duitsch, eveneens te 's Gravenhage onder den titel van:
Description de l'établissement des bains de mer à Schéveningue et Rapport sur la saison de 1828, avec quelques remarques genérales sur l'utilité des bains de mer; en Das Seebad zu Scheveningen in Holland, seine nächste und entferntere Umgebung, seinere innere Einrichtung, die verschiedene Anwendung und grosse Wirksamkeit dieses Bades und seine Vorzuge vor vielen andern Seebädern.
3e. Herinneringen uit de cholera-epidemie te Scheveningen in 1832 ('s Gravenh. en Amst. 1833).