[Vinckers, Jan Beckering]
VINCKERS (Jan Beckering), verdienstelijk taalvorscher, 24 Oct. 1821 te Winschoten geb. en 19 Dec. 1891 te Groningen overl. Zijn ouders waren Johannes Meinardus V. en Catrina Beckering. Reeds op 18-jarigen leeftijd werd hij onderwijzer in oude en nieuwe talen aan het gymnasium zijner geboorteplaats. Drie jaar later ging hij, om in de nabijheid der leidsche hoogeschool te zijn, als gouverneur bij een aanzienlijke familie te Hazerswoude in betrekking, waar hij een paar jongelui voor de academische lessen bekwaamde; daarna was hij eenige jaren in gelijksoortige betrekking bij een familie te Beetsterzwaag werkzaam. In 1854 werd Vinckers tot docent aan het gymnasium te Kampen benoemd, waar hij eerst als ‘collaborator’ aan de oude school, later als leeraar aan de H.B.S. en aan het middelerwijl hervormde gymnasium, 32 jaren heeft gewerkt, op een wijze die misschien ongeëvenaard mag heeten: over dag op school met circa 30 uren les per week, 's avonds op zijn studeervertrek bezig aan zijn eigen studie. En altijd met voorbeeldigen ijver, lust en opgewektheid. Een reeks van geschriften op 't gebied der germaansche taalstudie zag hier te Kampen van Vinckers hand het licht; ze werden meest geplaatst in de Taal- en Letterbode (I, 117, 201, 291; II, 116; III, 11, 125, 165 en 172; IV, 198, 304; V, 202, 203, 205, 208 en 213) en in Noord en Zuid (IV, 1 en 223; V, 149; VI, 86 en 257). Hoezeer deze studiën de aandacht trokken en in de letterkundige wereld gewaardeerd werden, blijkt wel hieruit, dat Vinckers in 1879 door den senaat der utrechtsche hoogeschool honoris causa tot Dr. in de nederl. letteren werd benoemd. Het was een geheel nieuw licht, dat in ons land door hem, en op zijn voetspoor ook door
anderen, voor de beoefening der germaansche talen ontstoken was. Niet ten onrechte hebben sommigen Vinckers den ‘vader der vergelijkende taalstudie’ hier te lande genoemd.
In 1885 werd hij tot hoogleeraar in de engelsche taal- en letterkunde aan de Universiteit te Groningen benoemd, en ofschoon toen reeds den leeftijd van 64 jaar bereikt hebbende, met een leven vol moeite en zorgen achter zich, heeft de energieke man dat ambt (de eerste aan een nederl. universiteit) toch zes jaar lang met den grootsten ijver en toewijding waargenomen. De rede, waarmee hij 14 Jan. 1886 zijn hoogleeraarsambt aanvaardde, heet: Over de behoefte aan en 't nut van meer wetenschappelijke opleiding voor de beoefenaars der Engelsche taal- en letterkunde hier te lande (Haarlem 1886).
Behalve de boven aangeduide opstellen heeft V. nog geschreven: Een orthographische e-legie, of Dr. L.A. te Winkels e-spelling en uitspraak der Gothische ai enz. (1864); Hagchelijkheid van de spelling volgens de afleiding, of objectiviteit van de resultaten der wetenschappelijke (?) afleiding op het standpunt vertegenwoordigd door de Redactie van 't Woordenboek der Nederl. taal (1866); Engelsche