[Repelaer van Driel, Ocker]
REPELAER VAN DRIEL (Ocker), verdienstelijk staatsman, 17 Oct. 1759 uit een aanzienlijk geslacht te Dordrecht geb. en 26 Oct. 1832 te 's Gravenhage overl., zoon van Mr. Hugo Repelaer en Susanna Catharina Gevaerts.
Na zijn rechtsgeleerde studiën aan de leidsche hoogeschool voltooid te hebben, begon hij zijn staatkundige loopbaan in 1787, toen hij lid der vroedschap te Dordrecht werd. Bij de komst der Franschen in 1795 was hij als commissaris-generaal met de zorgen voor het leger der Republiek belast en gaf daarbij menig blijk van groote vaderlandsliefde. Hij werd gebruikt bij de laatste onderhandelingen van van de Spiegel met Frankrijk. Vurig voorstander van het stadhouderlijk bestuur, geraakte hij meer dan eens ter wille zijner beginselen in groote ongelegenheid. Hij trachtte reeds een verzoening tusschen den Prins en de Patriotten tot stand te brengen en correspondeerde daarover. Op grond van deze briefwisseling in hechtenis genomen, zag hij zich in een crimineel rechtsgeding gewikkeld, dat hem bijna de doodstraf op den hals had gehaald (1797). Na veel moeite werd deze in een vierjarige gevangenisstraf veranderd. Onder het Staatsbewind en Schimmelpenninck was Repelaer lid van den Amerikaanschen Raad en onder koning Lodewijk kreeg hij zitting in den Raad van State. Na de inlijving bij het fransche keizerrijk leidde hij een stil en ambteloos leven. Hij nam deel aan de voorbereiding van den opstand van 1813. Willem I benoemde hem tot lid der eerste grondwetscommissie, verhief hem in den adelstand en belastte hem met het beheer van den waterstaat, het onderwijs en den protestantschen eeredienst, terwijl hem bovendien menig andere aanzienlijke betrekking werd opgedragen. Onder anderen werd hij met den titel van gouverneur aan 't hoofd der te Brussel