welke vesting hij daags na de ongeregeldheden te Amsterdam, 16 Nov. 1813, in staat van beleg verklaarde en niettegenstaande zij door generaal Kraijenhoff ook gebombardeerd werd, heeft bezet gehouden tot 12 Mei 1814, toen hij uit Parijs bevel had ontvangen, haar over te geven. Hij wordt door een ooggetuige van die dagen (Dr. Büser) beschreven als ‘een oud, dor, mager, afgeleefd man, te zwak, om zich veel met dienstzaken te bemoeien en ook geheel buiten staat, die voortvarendheid en geestkracht aan den dag te leggen, welke in den Kommandant eener vesting, vooral in kritieke en gevaarvolle tijdsomstandigheden een hoofdvereischte zijn: overigens was hij een goedaardig, zachtmoedig en beleefd mensch. Doch de man die hem krachtdadig ter zijde stond, alles beredderde, alles bezielde, alles opmerkte en in alles voorzag, kortom die aan den Generaal zijn titel overliet maar wezentlijk het opperbevel voerde, was de heer Falba, Kolonel der Artillerie ...’
In Frankrijk teruggekeerd, verliet Quetard den actieven dienst in Juli 1814, doch schijnt in 1815 weer in functie te zijn geweest, want 1 Aug. van dit jaar werd hij nogmaals op pensioen gesteld.
Zie: Fastes de la légion d'honneur, Biographie de tous les décorés par Lievyns, Verdotet Bégat (Paris) III, 504; J.Th. Büser, Vijftig