gevangen nieuwen koers slechts noode kon vereenigen, ontslagen onder benoeming tot minister van staat. Nog zeven jaar heeft v.M. geleefd, zich wijdend aan de studie van letterkunde, geschiedenis, wijsbegeerte en theologie, die hij nooit geheel uit het oog had verloren; vooral de geschiedenis der 17de eeuw, waarover hij de nalatenschap van Fr. van Limborch in
zijn bezit had, trok hem aan. Zijn schriftelijke nalatenschap is in 1900 door zijne nakomelingen aan de regeering geschonken, die haar in het Rijksarchief deed opnemen. (Aanwinsten R.A. 1900).
Een aantal brieven, rapporten enz. van zijne hand of aan hem gericht is afgedrukt in de verzameling Gedenstukken betreffende de geschiedenis van Nederland, uitgegeven door Colenbrander, dl. V vlg., en in diens Ontstaan der Grondwet (2 dl., 's Gravenhage, 1908/9). Verder gaf hij in de Werken van het Kon. Inst. met de Vries, Wiselius en van Cappelle uit een Verslag ter zake van het vaartuig in het voorgaande jaar ontdekt in de nabijheid van Cappelle op de Langstraat Noord-Brabant (Amst. 1824). Zijne Aanteekeningen van het verhandelde over de grondwet van 1814 en 1815, door enkele schrijvers in ms. gebruikt, werden eindelijk door zijn kleinzoon uitgegeven (Dordrecht 1886/7). Vgl. ook Colenbrander in het laatste van diens bovengenoemde werken, en in Tellegen, Wedergeboorte (2de uitg., 1913) 107. Vgl. over hem: J.A. Molster, C.F.v.M. geschetst, in Nederland en de Nederlanders in de XIXde eeuw (Amst. 1857), afl. 7; Het Instituut 1846, 219 vlg. en de algemeene werken over de geschiedenis van zijn tijd, vooral de Bosch Kemper, Staatkundige geschiedenis van Nederland (zoowel die vóór als die na 1830).
Blok