[Lansberge, Mr. Johan Wilhelm van]
LANSBERGE (Mr. Johan Wilhelm van), geb. 16 Nov. 1830 te Santa-Fé de Bogotá (Ver. Staten van Columbia), overl. te Mentone 17 Dec. 1905, zoon van Reinhard Frans Cornelis van Lansherge, gouverneur van Suriname, en van Victoria Maria Rodriguez, werd, na zijne eerste opleiding aan het gymnasium te Zutfen ontvangen te hebben, 25 Sept. 1848 student aan de universiteit te Leiden, promoveerde 3 Nov. 1854 aldaar tot Doctor in de beide rechten na verdediging zijner dissertatie: de Doli et culpae discrimine servato in codice poenali, werd 1 April 1856 benoemd tot attaché bij het ned. corps diplomatique en 2 Aug. 1856 bij het gezantschap te Parijs geplaatst. Na 31 Jan. 1857 overgeplaatst te zijn naar Madrid, werd hij 28 Mei d.a.v. bevorderd tot gezantschapssecretaris; 28 Dec. van hetzelfde jaar volgde zijne overplaatsing naar St. Petersburg en 17 Mei 1860 die naar Brussel. 10 Juli 1864 werd v.L. bevorderd tot raad van legatie en als zoodanig toegevoegd aan het gezantschap te Parijs; 9 Mei 1866 trad hij op als tijd. secretaris-gen. bij het dep. van buitenlandsche zaken; 11 Juni d.a.v. werd hij benoemd tot zaakgelastigde en als zoodanig toegevoegd aan gen. departement. Na 17 Apr. 1868 bevorderd te zijn tot minister-resident, trad hij 2 Febr. 1871 op als tijdelijk min.-res. te Londen; hij werd 8 April d.a.v. benoemd tot buitengew. gezant en gevolm. minister bij het hof van België.
Toen de voorgenomen afdamming der Ooster-Schelde, in verband met den aanleg van een spoorweg van Vlissingen naar Duitschland, voor Antwerpen zware concurrentie deed vreezen en er van belgische zijde allerlei bezwaren tegen die afdamming werden opgeworpen, maakte v.L. zich verdienstelijk door de uitgave eener brochure, getiteld: A propos du barrage de l' Escaut (la Haye 1867), waarin hij op geschiedkundige, volkenrechtelijke en technische gronden betoogde, dat Nederland alleszins bevoegd was, tot die afdamming over te gaan. Daarop volgde nog zijn: Réponse à un diplomate belge (la Haye 1867).
Op de internationale conferentie, in 1874 te Brussel gehouden, ten doel hebbende de tot standbrenging eener internationale regeling betr. de wetten en gebruiken van den oorlog, was v.L. de eerste afgevaardigde der ned. regeering en nam hij een werkzaam aandeel aan de debatten.
17 Dec. 1874 benoemd tot Gouv.-Gen. van Ned.-Indië, vertrok hij 23 Febr. d.a.v. daarheen; 25 Maart te Batavia aangekomen, aanvaardde hij den volgenden dag het bestuur. Gedurende dit bestuur werden op Java het districts-bestuur in de Preanger-Regentsch. (zie bij ‘Loudon’ kol. 791) en de verkiezing van de hoofden der inlandsche gemeenten geregeld, terwijl in 1880 de eerste vijfjarige volkstelling op Java en Madoera plaats had. In 1879 werd eene personeele en patentbelasting ingevoerd. Op de buitenbezittingen had eene reorganisatie van het bestuur plaats in 1877 in de Z. en O. afdeeling van Borneo en in 1878 in de gewesten Palembang en Benkoelen, waarbij dit laatste tot eene residentie werd verheven. Verschillende bataksche en andere landschappen werden bij het gouvernement Sumatra's Westkust ingelijfd. Eene regeling van de persoonlijke diensten in dat gouvernement en in Palembang kwam tot stand. De slaven in het gouvern. Sumatra's-Westkust, in Djembrana op Bali en in de rijken Batjane, Ternate en Tidore (met uitzondering van Nieuw-Guinea) werden vrijverklaard. Regeling van het rechtswezen had plaats in het gouvern. van Sumatra's Westkust en in de residentiën Palembang, Lampongsche distric-