gewoel van den slag naar veiliger plaats te geleiden. In 1809 door prins Willem naar Engeland gezonden met de opdracht aan de regeering een buitengewone geldelijke tegemoetkoming te vragen, te vernemen hoe de erfprins, die aan de universiteit van Oxford studeerde, het maakte, en tevens om over de belangen van het Oranjehuis in verband met de europeesche staatkunde te spreken. Van deze drievoudige opdracht kon hij slechts de tweede naar wensch volbrengen; voor de eerste liet men hem zeven maanden wachten, voor de laatste hoorde men hem niet of ternauwernood. Na den gelukkigen ommekeer in 1813 keerde hij in het vaderland terug. Fagel die den rang van majoor en kolonel-adjudant had bekleed, werd 31 Juli 1814 bevorderd tot luitenantgeneraal; 6 October 1840 werd hem nog de generaalsrang toegekend. Bij Kon. Besl. d.d. 16 Sept. 1815 in den Nederl. adelstand verheven met den titel van baron, werd hij lid der ridderschap van Holland. In 1814 werd hij door koning Willem benoemd tot minister-plenipotentiaris bij het Hof van Frankrijk. Bij de verschillende regeeringen, die elkaar in Frankrijk hebben afgewisseld, heeft hij dit ambt, vaak onder de moeielijkste omstandigheden, op buitengewoon verdienstelijke wijze vervuld. Met ‘Monsieur Fagel’ was aldaar in iederen beschaafden kring het denkbeeld vereenzelvigd van rondheid en goede trouw. Hij was lang de oudste van het corps diplomatique in de fransche hoofdstad. In 1854 verzocht hij, wegens zijn hoogen leeftijd, zijn ontslag. Het werd hem op de meest eervolle wijze verleend. Nog twee jaren had hij genot van zijn rust; toen overleed hij, ongehuwd, te Parijs, waar hij was blijven wonen.
Zijn portret is gelithographeerd door Duval de Mercourt.
Zie: Sirtema de Grovestins, Biographie du Baron Fagel ('s Gravenh. 1857); Alg. Handelsblad 29 Dec. 1856; Bosscha, Neerl. Held. te land III, 33; Je Maintiendrai II, 306, 307, 311; portret in Je Maintiendrai a.v. en in de Gen. Her. Bladen I.
Regt