[Cleef, Jan van]
CLEEF (Jan van), schilder, geb. te Venlo 6 Jan. 1646 en overl. te Gent 18 Dec. 1716, natuurlijke zoon van Gabriel v.C., soldaat in spaanschen dienst en Elizabeth Jansens. Hij leerde te Venlo eerst Latijn, doch weldra liet de rector der latijnsche scholen hem toe zijne neigingen voor de schilderkunst te volgen en hij leerde eerst te Brussel bij Primo Gentile, later bij Gaspar de Crayer aldaar. Van zijne schilderijen worden in zijn vaderstad bewaard een schilderij van de H. Maagd met het kindje aan wien St. Joris zijn overwinning op den duivel toont get. J.V.C. 1693, door den schilder aan de kerk van Venlo geschonken en een andere voorstellende de Boodschap des Engels, beide in de parochiekerk. Een veertigtal zijner schilderijen te Rijssel, Ath, Aalst, Brussel, Gent en Brugge bewaard, worden beschreven bij Descamps; voor zijn beste stuk wordt gehouden: de nonnen pestzieken verplegene te Gent. Lodewijk XIV prees hem zeer wegens de schilderijen bestemd om te dienen als modellen voor de geweven tapijten te Antwerpen voor dien vorst vervaardigd en die hij na den dood van de Crayer. aan wien ze besteld waren, afmaakte. Over hem is verder niets bekend dan dat hij het grootste gedeelte van zijn leven in Gent doorbracht. Hij was aldaar in 1680 gehuwd met Joanna Driessen en van de 9 kinderen, die hij bij haar verwekte, overleefden hem slechts twee dochters.
Zie: A.J.A. Flament in de Maasgouw 1891, 185-187 en 189-191; J. Immerzeel, I, 138; L.J.E. Keuller, Geschied. en beschrijving van Venloo (Venloo 1843), 338-340 en 353; Descamps, Voyage pittoresque de la Flandre et du Brabant (Paris 1792-3), 253.
Flament