[Vranck, Franchois]
VRANCK (Franchois), geb. te Zevenbergen ± 1555, gest. 11 Oct. 1617 te 's Gravenhage. Zijn vader, Gielis Vrancken, was burgemeester in Zevenbergen; hij zelf studeerde waarschijnlijk in het buitenland, in de rechten. In 1578 komt hij voor het eerst voor als ‘advocaet voir den hoeve van Hollandt’. Hij woonde toen in 's Gravenhage maar verhuisde vijf jaar later in 1583 naar Gouda.
Hier trad hij op als pensionaris der stad en in die functie is hij het meest algemeen bekend geworden. Ook heeft hij een belangrijke rol in de geschiedenis van ons land gespeeld in dezen tijd van zijn goudsch pensionarisschap. De stad Gouda en bij, de pensionaris, kwamen in één eigenschap bijzonder overeen: afkeer van vreemde souvereiniteit. Zijn leven lang is Vranck een oprecht patriot geweest, groot voorstander van eigen onafhankelijkheid als hij zich steeds heeft betoond. En juist gedurende de jaren 1583-1589, toen Vranck pensionaris van Gouda was, kwam de kwestie der souvereiniteit aan de orde.
Na de afzwering van Philips II en den dood van Willem I wilden de Staten de souvereiniteit opdragen aan Hendrik III van Frankrijk. Vranck heeft zich tegen dit plan verzet in een uitvoerig vertoog, dat veel indruk maakte, al oefende het op het besluit der meerderheid in de vergadering der Staten, waarin Vr. voor Gouda het woord voerde, geen invloed.
Ook heeft hij later geprotesteerd tegen de aanbieding der souvereiniteit aan koningin Elisabeth van Engeland. Met Oldenbarneveldt en Maelson behoorde hij vervolgens tot de heftigste vijanden van Leicester. Toen deze in 1587 afwezig was naar Engeland en de raadsheer Wilkes te zijnen behoeve een remonstrantie bij de Staten indiende, waarin hij de souvereiniteit van het volk op den voorgrond stelde, vervaardigde Vranck daartegenover een staatsstuk, waarin hij langs historischen weg de heerschappij der regenten verdedigde. Dit vertoog over de souvereiniteit is de grondslag geweest voor latere beschouwingen van denzelfden aard, o.a. van Hugo de Groot en Slingelandt. Bij wijze van belooning, misschien ook om hem nog nauwer in hun dienst te verbinden benoemden de Staten van Holland Vranck tot tweeden advocaat naast Oldenbarneveldt. Wegens het verzet der goudsche regeering, die vasthield aan een gesloten contract, moest de pensionaris voor de eervolle onderscheiding bedanken. Evenwel uit verschil van meening of door zuinigheid ontsloeg Gouda Vranck, toen zijn diensttijd in 1589 was afgeloopen.
Hij vestigt zich dan weer als gewoon advocaat in den Haag. In 1590 laat hij zich door Gouda, thans in vereeniging met Haarlem, overhalen als advocaat dezer steden tegen Rotterdam op te treden in de moeilijke kwestie van den Hildam. Weer schrijft hij, voor het goed recht van Gouda op het behoud van dien dam in de Rotte, een uitvoerig vertoog. In ditzelfde jaar 1590 slaat hij aanbiedingen van het gewest Utrecht om als secretaris Floris Thin op te volgen en van Leiden om als pensionaris in dienst van die stad te gaan, af.
Eindelijk in 1592 wordt hij benoemd als lid in