heid, dat hij weigerde het hem na zijn promotie aangeboden ambt van derden secretaris van Kampen te aanvaarden, daar hij onder het toenmalig bewind geen openbaar ambt wenschte te bekleeden.
Zeer bevriend was Tydeman met den uitnemenden jurist Jonas Daniel Meyer, met wien hij samenwerkte tot de uitgave eener Briefwisseling van eenige regtsgeleerden over de aanstaande Nederlandsche wetgeving (Leiden 1814-19) Tot zijn leerlingen behoorde vooral zijn latere ambtgenoot van Assen.
Maar meer bekend is zijn vriendschap tot Bilderdijk, tot wien ook zijn vader in nauwe betrekking stond. Zoowel vader als zoon waren van den ongemakkelijken dichter niet minder raadsman dan vriend. De meer innige verhouding tusschen de Tydemans en Bilderdijk dagteekent van de vestiging van den laatste in Leiden in 1817. Hun uitvoerige correspondentie is als Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de hoogleeraren en Mrs. M. en H.W. Tydeman gedurende de jaren 1807 tot 1831 uitgegeven door zijn zoon Hendrik Willem Theodorus (Sneek 1866-7, 2 dln.). Zij omvat ongeveer 270 brieven over de meest verschillende wetenschappelijke onderwerpen en is een onschatbare bron voor de kennis van het leven der drie geleerden. In 1825 ontstond een verwijdering tusschen Bilderdijk en onzen Tydeman; de aanleiding lag in den strijd der Grieken voor hun onafhankelijkheid, voorgestaan en ondersteund door Tydeman, maar door Bilderdijk een ‘vervloekten opstand tegen de ons vriendschappelijke mogendheid’ ‘van het godloos gespuis der eerlooze Grieken’ genoemd in zijn brief van 6 Oct. 1825. Sinds eindigde alle correspondentie. Bilderdijk vestigde zich in Mei 1827 te Haarlem en in het najaar 1828 werd de briefwisseling hervat en, hoewel niet meer zoo innig als vroeger, de vriendschap hersteld. Na Bilderdijks dood werden verschillende handschriften uit zijn nalatenschap door Tyden an aangekocht, gelijk door hem vroeger reeds met behulp van Luzac was geschied met Bilderdijk's Geschiedenis des Vaderlands, na zijn dood door Tydeman met talrijke aanteekeningen en bijvoegsels uitgegeven (Amsterdam 1832-53, 13 dln. in 14 stukken). In 1832 hield hij een voorlezing over Bilderdijk bij de leidsche Maatschappij der Nederl.
Letterkunde, die fragmentsgewijze is herdrukt in de genoemde Briefwisseling Il, 329 v.v.
Bij zijn dood liet Tydeman een zeer groote verzameling boeken en handschriften na (auctie bij Brill te Leiden 1864-65).
Lid van talrijke geleerde genootschappen des lands, was hij vier jaar tweede- en zestien jaar eerste secretaris van de leidsche maatschappij van Letterkunde, voor wier boekerij hij veel tot stand bracht. Als beheerder der Bibliotheca Thysiana te Leiden beijverde hij zich om daarvan een catalogus te doen samenstellen. Na 1812 was hij zijn vader behulpzaam bij de ordening der leidsche universiteitsbibliotheek.
Behalve tal van vertalingen van werken over geschiedenis, rechtswetenschap en staathuishoudkunde, bijdragen in Mnemosyne (waarvan hij mederedacteur was), Vaderlandsche Letteroefeningen, Boekzaal, Algemeene Konst- en Letterbode, Verhandelingen Zeeuwsch Genootschap, enz., en een reeks bekroonde prijsverhandelingen, als Over de Hoeksche en Kabeljaauwsche partijschappen (Leiden 1815), zijn van zijn hand verschenen: Proeve over het tegenwoordig verval en mogelijk herstel der Godsdienstigheid; bijzonder ook met opzigt tot de wettige en gewenschte Staatszorg voor de Gods-