[Tiara, Petreius]
TIARA (Petreius), geb. 15 Jul. 1514 te Workum, overl. 9 Febr. 1586 te Franeker. Hij ontving zijn eerste onderwijs te Haarlem,
studeerde te Leuven geneeskunde, bezocht daarna duitsche, fransche en italiaansche universiteiten, en promoveerde aan een der laatsten. Hij was eerst geneesheer te Franeker, doch werd later docent in de oude talen te Leuven, waar 1553 Suffridus Petrus zijn leerling was. In 1555 was hij stadsgeneesheer te Delft, en ging waarschijnlijk in 1557 naar Franeker, in 1559 of 1560 als prof. in het Grieksch naar Douai, en keerde, daar zijn vrouw heimwee kreeg, in 1565 weer als stadsgeneesheer naar Franeker terug, en was daar, naar het schijnt, ook burgemeester. 17 Juli 1575 benoemden Curatoren der leidsche academie hem tot ‘prof. der Griexsche tale ende vrye consten ende scientien van dien’ op een wedde van ƒ 400. In de jaren 1575, 77 en 78 was hij rector magnificus. In Maart 1585 deelde hij aan Curatoren mede, dat hij op voordeeliger voorwaarden (ƒ 500) te Franeker was beroepen tot prof. in het Grieksch, en verzocht ontslag, wat hem werd verleend; het volgende jaar reeds overleed hij. Tiara was eerst gehuwd met Pietrick Anskes, een houtkoopersdochter, die vóór 1554 overleed, en daarna met Aef Barendts, die hem overleefde en hertrouwde met Dr. Jacob Meintes; zij stierf 23 Sept. 1597. Hij gaf uit: lat. vertalingen van Plato's Sophista (Leuven 1533) en Euripides' Medea (Utr. 1543). Zijn Pythagoras, Phocylides, Theognis, Carmine latino expressi werden 1589 te Franeker door Joh. Arcerius, den voogd zijner 3 kinderen, uitgegeven, evenals zijn de Veteri Frisiorum disciplina militari restauranda et de
verae nobilitatis insignibus poemation (ald. 1597). Andere gedichten van hem vindt men in Janus Dousa's Poemata en in Gruter's Deliciae Poetarum Belg. IV. Zijn gedichten worden door kenners als Peerlkamp en Boot zeer geroemd. Een onuitgegeven Paraphrasis in Aphorismos Hippocratis bezat Granvelle. Zijn bibliotheek, waarin uitgaven met aanteekeningen in hs. van hem, werd voor de franeker academie aangekocht, en berust nu op de provinciale friesche bibliotheek.
Zijn geschilderd portret is op het stadhuis te Franeker. Ook is het verschenen in de Alma Academia van 1614.
Zie: Siegenbeek, Gesch. Leidsche Hoogeschoot II, T. en B. 56; Boeles, Friesl. Hoogeschool II, 44 en 839; Hoeufft, Parnassus 30; Ridderbos, Philologie aan de Leidsche Univ. (Diss. V.U. Amst. 1906) 108.
Molhuysen