[Neyn, Mr. Pieter de]
NEYN (Mr. Pieter de), volgens zijne opgaaf bij zijne inschrijving te Leiden als student in de philosophie, 3 April 1663, omstreeks 1643 te 's Gravenhage geb., zoon van mr. Cornelis de Neyn, die in 1670 pensionaris van Alkmaar en in 1674 raadsheer in het hof van Holland werd, en Catharina Laiguier. Voor het academisch onderwijs was hij opgeleid te Schoonhoven door Arnoldus Montanus, die daar in 1657 predikant en rector was geworden. In 1666 en 67, tijdens den tweeden engelschen oorlog, diende hij als vrijwilliger bij de militie op Texel. Vervolgens studeerde hij in de rechten onder Gerhardus Feldman, zoo te Duisburg als te Groningen, naar welks academie deze in 1667 beroepen was, en deed hij zich 3 October 1668 als student inschrijven te Harderwijk, alwaar hij promoveerde. In 1671 ging hij als fiscaal naar de Kaap de Goede Hoop, in 1674 naar Batavia, van waar hij een paar jaren later met een verwoeste gezondheid terugkwam. In 1681, 1697 verscheen van hem te Amsterdam: Lusthof der huwelijken, behelsende verscheyden seltsame Ceremonien en plechtigheden, die voor desen by verscheyde Natiën en Volckeren soo in Asia, Europa, Africa, als America in gebruik zijn geweest, als wel die voor meerendeel noch hedendaegs ghebruykt ende onderhouden werden. Mitsgaders deszelfs Vrolycke Ueren, Uyt verscheyden soorten van Mengeldichten bestaande. Zijne gedichten zijn doorgaans niet van stichtelijken aard; niettemin vereerde Johannes Vollenhove den Lusthof met een lofvers. De latere uitgaven hiervan missen de Vrolycke Ueren, maar deze zijn afzonderlijk herdrukt te Amst. 1730. Zij bevatten een Geboortedigt, zijnde een levensverhaal tot zijn 23en verjaardag. In de voorrede van den
Lusthof verdedigt hij zich tegen de aantijging, dat zijn lichamelijke toestand zou te wijten zijn aan onzedelijk leven in Indië.
Bruinvis