het grootste nut heeft gehad van de talrijke stukken, voor het geheele werk door Merula bijeengebracht. Diens beschrijving van Nijmegen wordt door Pontanus woordelijk ingelascht in zijn eerste deel, met vermelding van den auteur (zie I kol. 1417).
Behalve classicus, jurist en historicus was Merula nog beoefenaar van andere wetenschappen, zooals van de geographie, die in zijn tijd in eere kwam; zijn Cosmographiae generalis libri tres, item Geographiae particularis libri quatuor etc. (Amst. 1605, 1621 en 1636) is het eerste werk van beteekenis, dat in de noordelijke Nederlanden op dit gebied verscheen. Eene bijdrage tot de germaansche philologie was zijne uitgave: Willerami Abbatis in Canticum Canticorum paraphrasis genuina, prior rythmis Latinis, altera veteri lingua Francica; addita explicatio lingua Belgica et notae quibus veterum vocum Francicarum ratio redditur (Lugd. Bat. 1595) (de Maatschappij der Ned. Letterk. bezit een exemplaar met aanteekeningen van van der Wilp), welk werk trouwens in hoofdzaak geschreven is door Merula's vriend Pancratius Castricomius.
Ten onrechte is Merula beschuldigd van letterkundige vervalschingen in zijne Ennius-uitgave (Ennii Annalium, quae apud varios auctores supersunt fragmenta, Lugd. Bat. 1595), waarin hij fragmenten zou gevoegd hebben, die door hem zelf verzonnen waren. Evenmin gegrond bleek de twijfel aan Merula's betrouwbaarheid ten opzichte van enkele afwijkende voorstellingen in zijne uitgave: Vita Erasmi, ex ipsius manu fideliter repraesentata etc. (Lugd. Bat. 1607), alsmede in de bekende Historia tragica, de beschrijving van het martelaarschap van Angelus Merula. (Onder dezen titel wordt het werkje dikwijls aangehaald. De eigenlijke titel is Fidelis et succincta commemoratio rerum adversus Angelum Merulam tragice gestarum ab Inquisitoribus, auct. P. Merula (L. Bat. 1604) In plaats van gewantrouwd te worden, werd Merula door al zijne tijdgenooten geacht, zijne werkkracht wordt eenstemmig geroemd, hetgeen in overeenstemming is met het groot aantal door hem uitgegeven werken, terwijl bij zijn dood nog verschillende handschriften aangetroffen werden, die ten deele later het licht zagen. Denkt men daarbij aan het vele, dat verloren is geraakt, dan moet Merula wel aanhoudend gewerkt hebben, te meer daar hij in zijn laatste jaren herhaaldelijk door ernstige ziekteaanvallen werd geteisterd. Sedert 1597 nam hij ook nog het ambt van bibliothecaris der universiteit waar; een Rariorum Biblioth. Acad. Lugdun. Catalogus, in 1607 door hem vervaardigd, is uitgegeven in den catal. der leidsche bibl.: Codices Bibliothecae publicae latini (1912) p.v. sqq. In 1603 was hij rector magnificus. Hij was in 1589 gehuwd met Judith, dochter van Bartholomaeus Buys Gryphius (I kol. 524), die hem verschillende kinderen
schonk, van welke de meesten jong gestorven zijn. Alleen zijn zoon Willem (2) maakte eenigen naam.
Merula's portret is te vinden in de Alm. Acad., in Meursius' Athenae Batavae en vóór Merula's Tijdt- Thresoor, ofte kort ende bondich verhael van den standt der Kercken ende de wereltlicke regierungen ..., voltrocken ende vervolght by synen soon Gulielmum Merulam (Leiden 1614, 1627, 1639). Ook heeft J. Matham het in 1602 gegraveerd. Uit den Tijdt-Thresoor is het overgenomen in mijn proefschrift: Paullus Merula 1558-1607 (Zutphen 1901). Hierin worden Merula's werken behandeld. Een inventaris van