[Barendsz, Dirck (1)]
BARENDSZ. (Dirck) (1), geb. te Amsterdam 1534 en daar in de Nieuwe Kerk 26 Mei 1592 begraven, was de zoon en leerling van Barend Dircksz. In 1555 kwam hij te Venetië in het atelier van Titiaan, wiens portret hij schilderde. Hij kwam er in aanraking met tal van aanzienlijke personen, en daar hij beschaafde vormen had, gemakkelijk vreemde talen sprak, en zelfs in het Latijn, o.a. met Dominicus Lampsonius correspondeerde, daarbij een groot muziekliefhebber was, kreeg hij vele vrienden o.a. Marnix van St. Aldegonde. Eerst in 1562 keerde hij naar Amsterdam terug, zijn weg door Frankrijk nemende, en huwde Agnies Florisdr., die tot een aanzienlijke familie behoorde. Hij maakte vooral opgang als portretschilder en reeds in 1564 kreeg hij er een schutterstuk te schilderen, dat evenals drie later geschilderde, thans in 's Rijks Museum te Amsterdam hangt, Ook heeft hij vele bijbelsche, mythologische en historische tafereelen geschilderd; hiervan schijnt slechts een groot triptiek in het museum te Gouda overgebleven te zijn, waarin in gemaniereerden stijl tafereelen uit het leven van Maria zijn voorgesteld. In 1587 schilderde hij aan een eerepoort die bij Leicesters intocht te Amsterdam opgericht werd. Hij woonde in 1567 aan de Turfmarkt, en kocht 7 Nov. 1569 een terrein buiten de Regulierspoort, maar toen hij stierf, stond zijn huis niet ver van de Gasthuismolenpoort. Hendr. Goltzius, Harmen en Jan Muller, Jac. Matham, Adr. Collaert, Joh. en Raph. Sadeler e a. hebben verschillende teekeningen van zijn hand met bijbelsche, mythologische en allegorische voorstellingen gegraveerd. Eenige hiervan zijn bewaard, o.a. een Jonas in de Albertina te Weenen. Tot zijn leerlingen behoorde o.a. Hans de Weerdt van Antwerpen. Zijn portret in de door Hendr.
Hondius uitgegeven reeks schildersportretten gaat wellicht terug op het in 1562 geschilderde zelfportret, dat van Mander bij zijn dochter zag.
Zie: Hadr. Junius, Batavia (L.-B. 1588) 239; v. Mander, Schilderboeck (1617) 176, 177; Pontanus, Rerum et urbis Amst. historia (1611) 245; Hoofts Brieven, no. 133; Taurel, Christelijke kunst II, 175-202; Riegel, Das Holländische Gruppenporträt, 136-145; Wapenheraut 1903, 186; Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, 139, 140; Obreens Archief VI, 36; Oud-Holland XXI, 65-80; Thieme u. Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler, in voce.
Moes