[Baerle, Susanna van (2)]
BAERLE (Susanna van) (2), wier verwantschap met haar voorgaande naamgenoote niet bewezen is, was de derde dochter van Caspar van Baerle (2) (zie kol. 67) en Barbara Sayon; geb. 20 Jan. 1622, overl. 11 Juni 1674. Toen zij geboren werd was haar vader ambteloos burger te Leiden, en moest door het geven van lessen in zijn eigen onderhoud en dat van zijn talrijk gezin voorzien. In 1631 naar Amsterdam verhuisd, waar de vader professor geworden was, werd aldaar in 1646 in hun kring opgenomen de jonge amsterdamsche horlogemaker Geeraert Brandt (1626-1685), die door zijn, 6 Oct. 1644 voor 't eerst te Amsterdam opgevoerd treurspel De Veinzende Torquatus een bekenden naam gekregen had, en eenmaal als dichter en prozaist nog grooter naam zich zou verwerven. De in veel opzichten begaafde Susanna vormde in 's professors gezin weldra de grootste aantrekkelijkheid voor Brandt: zij was niet alleen knap van uiterlijk, maar dichtte ook en bezat blijkbaar een goede stem. Vondel bracht haar zijn hulde in een gedichtje Op d' Afbeeldinge van Susanna van Baerle (1653) en de poëet Jan Vos roemde haar zingen in een vers aan haar zuster Anna (Alle de Gedichten (1662) I, 251). Om haar hand te verwerven, en daartoe aangemoedigd door haar vader, ging G. Brandt op zijn 22ste jaar in de theologie studeeren. In 1652 tot remonstrantsch predikant te Nieukoop beroepen, huwde hij haar Sept. van datzelfde jaar. Zij woonde toen te Katwijk, waarheen het gezin na 's vaders dood (1648) verhuisd was. Van hun eerste standplaats volgde zij haar man naar Hoorn, vandaar naar Amsterdam. Zij kregen zes kinderen, waarvan er één jong, de derde, Geeraert, in de vaag des levens stierf. Naast meerdere gedichten van Brandt op en aan zijn vrouw, die allen van
een gelukkig huwelijksleven getuigen (Poezy, (1688) passim) bezitten we enkele gedichten van Susanna aan Brandt gericht: Antwoord (Aug. 1651) en Aan mijn Vrient (Jan. 1652). Uit de jaren vóór hun huwelijk, 1650-1652, heeft Dr. G. Penon vijf brieven van haar hand afgedrukt, waarin zij bewijzen geeft een zelfstandige, met een uitstekend geheugen bedeelde vrouw te zijn: meer dan eens schreef zij gehoorde preeken beknopt op, waarmee Brandt niet slechts in den loop zijner theologische studiën, maar ook naderhand in zijn predikambt zijn voordeel kon doen. Toch getuigt zij van zich zelf in een der bovenbedoelde brieven ‘dat men beter een domina als een domine van [haar] sou konnen maken.’ Bij haar dood werd zij in grafschriften en gedichten betreurd door haar man, die 14 Jul. 1675 hertrouwde met Katharina van Sorgen.
Haar portret, door een onbekende geschilderd, bevindt zich in de Remonstr. kerk te Amsterdam