legde hij het professoraat neder en reeds eenige maanden later overleed hij.
Hij was 1821 gehuwd met Anna Maria van Royen, die hem een vijftal dochters schonk.
Van Assen had in zijn tijd een groot gezag als jurist. Vooral als beoefenaar van het romeinsche recht verwierf hij zich naam. Met groote belangstelling volgde hij de vorderingen, die de kennis der romeinsche bronnen maakte; men denke hier vooral aan het in 1816 door Niebuhr te Verona ontdekte handschrift der Commentarii van Gaius, waaraan van Assen buitengewone aandacht schonk. Uit zijne colleges daarover ontstond zijn Adnotatio ad Institutionum Gaii Commentarios (liber primus, Lugd. Bat. 1826, herdr. 1838 en 1849; liber secundus, Lugd. Bat. 1855). Ook aan het nationale recht wijdde hij zijn studie, speciaal nadat hij na 1836 ook den Code en kort daarna het Burg. Wetboek behandelen ging. Zoowel voor zijn romeinschrechtelijk als voor zijn burgerrechtelijk college gaf hij een leidraad uit: Lineamenta extrema iuris privati Justinianei secundum textum Institutionum (Leidae 1855, 1856 en 1858, 3 stukken), het personen-, zaken- en verbintenissenrecht behandelend, en Leiddraad voor het collegie over het Burgerlijk Wetboek (Leiden 1846; verkorte en herziene uitgaaf Leiden 1854). Beide zijn geheel op zijn onderwijs ingericht, geven slechts zeer kort gestileerde aanteekeningen, welke door mondelinge voordracht aanvulling vonden. Zij hebben daardoor thans in hoofdzaak hun practische waarde verloren. Verder schreef van Assen tal van recensies en kortere historische en juridische verhandelingen. Daarvan dienen nog genoemd: Hulde aan Chr. G. Heyne ('s Grav. 1816); Over de aditio haereditatis als grondslag der verpligting tusschen erfgenaam en legataris (in Bijdragen Regtsg. IV), thans nog van groot belang; Het onwettige der petitiën aan de Staten-Generaal, of geschied- en regtskundige uitlegging van art. 161
der Grondwet (Leiden 1829) (Pamflet Knuttel no. 25824); De Hooge Raad van Nederland, of eenige bedenkingen op art. 175 en 182 van de Grondwet ('s Grav. 1830) (= Knuttel no. 25919); Wenken, herinneringen en aanteekeningen uit de dagen van Nederlands Herstelling (Leiden 1830, 2 stkn.) (= Knuttel no. 25978-9); De Taal der Grondwet (Leiden 1844-48, 2 stkn.); Levensber. van Mr. G.C.J. van Massow in Levensber. Letterk. 1852.
Zijn portret is gelithografeerd door J.H. Hoffmeister.
Zie: J. de Bosch Kemper in Levensber. Letterk. 1860, 135-196; H.J. Koenen in Jaarboek K. Acad v.W. 1859, 98-115; H.W.T. Tydeman, Briefw. van Mr. W. Bilderdijk met de hoogl. en Mrs. M. en H.W. Tydeman (Sneek 1866-7) register in voce, en Petit, Repertorium kol. 1125.
van Kuyk