wijl F.W. Krieger, die te gelijk met hem benoemd was, de chirurgie moest onderwijzen.
Zoodoende werden over twee personen verdeeld de vakken van onderwijs, die te voren aan prof. J.C. Broers waren opgedragen geweest. Simon Thomas had er echter bezwaar tegen, het onderwijs in de medicina forensis op zich te nemen, zoodat hiermede Krieger beIast werd en hij zelf zich geheel kon wijden aan de verloskunde en gynaecologie. Op 23 Sept. 1848 aanvaardde hij zijn ambt met het uitspreken eener rede: De rite instauranda institutione de arte obstetricia. Gedurende bijna 16 jaar was hij de eenige hoogleeraar in NederIand, die uitsluitend onderwijs gaf in deze beide vakken. Aanvankelijk bepaalde zich zijn werkkring tot het geven van theoretisch onderwijs en het besturen der verloskunde kliniek in het zeer bekrompen Nosocomium academicum. In 1850 trachtte hij zijn arbeidsveld uit te breiden door het oprichten eener verloskundige polikliniek en het houden van een spreekuur voor ziekten van vrouwen en zuigelingen. Deze polikliniek heeft zich meer en meer uitgebreid en nadat Simon Thomas op 29 Jan. 1863 door den gemeenteraad van Leiden was benoemd tot stadsvroedmeester en praelector in de verloskunde, belast met het onderwijs aan de vroedvrouwen, kon hij het zoo inrichten, dat alle gestoorde baringen bij de armenklasse voor het onderwijs dienstbaar gemaakt werden.
Op 24 Jan. 1857 werd Simon Thomas bevorderd tot gewoon hoogleeraar in de verloskunde. Behalve, dat hij lid was van het Genoots. t. Bevord. der Genees- en Heelkunde te Amsterdam en het Provinc. Utrechtsche genootsch. van K. en W. werd hij ook benoemd tot auswärtiges Mitglied der Gesellsch. für Geburtshülfe in Berlin, tot honorary Fellow of the Obstetrical Society of London, en tot corresponding Member of the Gynaecological Society of Boston.
Op wetenschappelijk gebied leverde hij eenige belangrijke bijdragen, waarvan zijne studiën over het scheefbenauwde bekken en den baarmoeder-naad bij sectio caesarea in de eerste plaats genoemd moeten worden.
In 1849 was hij gehuwd met Margaretha Jacoba Johanna Ballot, die hem 5 zonen en 4 dochters schonk.
Zijn oudste zoon Jean Charles Marie Simon Thomas geb. te Leiden 28 Juli 1850, overl. aldaar 27 Febr. 1903, promoveerde op 2 Oct. 1875 tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift Over keering bij bekkenvernauwing en tot doctor in de verloskunde, 8 Mei 1876, op stellingen. Hij vestigde zich als geneesheer te Alkmaar en trad zoowel daar als in de omstreken als verloskundige op den voorgrond.
Zijn tweede zoon François Abraham Simon Thomas, geb. 6 Febr. 1853, overl. 2 Aug. 1889, oefende te Rotterdam de verloskundige en gynaecologische praktijk met voorliefde uit, na op 22 Jan. 1881 te zijn gepromoveerd op eene dissertatie Verslag der Verlosk. Kliniek en Polikliniek aan de Rijks- Universiteit te Leiden gedurende den Cursus 1877-78 en 1878-79.
Zijn portret is 1854 op steen geteekend door J.P. Berghaus, en voor den Leidschen Studentenalmanak van 1860 gegraveerd door J.v.d. Veen. Een portret in olieverf door Neumann in de leidsche Senaatskamer.
Zie: P.H. Simon Thomas, Het onderwijs in de Verloskunde aan de Leidsche Hoogeschool gedurende het tijdvak 1791-1900 (Leiden 1909)