Tijdschr. voor N.-Indië, zijn de uitkomsten medegedeeld van zijne talrijke lengte- en breedtebepalingen van een groot aantal plaatsen in onze koloniën. Spoedig werd zijn werkkring uitgebreid toen de regeering, gehoor gevende aan den aandrang van het militair departement te Batavia, besloot de reeds vroeger door Sj. de Lange aangevangen triangulatie van Java verder voort te zetten, en de leiding van dit werk aan O. opdroeg. In 1862 heeft O. met groote toewijding deze nieuwe taak ter hand genomen en hij had de voldoening haar bij zijn vertrek uit Indië in 1875 bijna geheel te hebben voltooid. Behalve deze geodetische werkzaamheden heeft O. tijdens zijn verblijf in Indië ook sterrekundige waarnemingen verricht, waarvan inzonderheid vermeld moet worden, de waarneming van den overgang van Venus over de zon op 9 Dec. 1874 te St-Denis op het eiland Réunion onder medewerking van den ingenieur Soeters, Dr. P.J. Kaiser en Dr. E.F. van de Sande Bakhuyzen.
Na den dood van M. Hoek, 3 Sept. 1873, werd O. uitgenoodigd weer zijne vorige betrekking van hoogleeraar in de sterrekunde te Utrecht op zich te nemen; hij gaf daaraan gehoor en aanvaardde 25 Oct. 1875, opnieuw het hoogleeraarsambt, dat hij na het bereiken van den 70-jarigen leeftijd in 1898 neerlegde. Een groot deel van zijn tijd wijdde hij aan zijn onderwijs, dat wegens zijne heldere voordracht en zijne grondige behandeling der verschillende onderwerpen zeer werd gewaardeerd, maar zijne groote werkkracht, die door zijn verblijf in Indië geenszins was verzwakt, stelde hem in staat nog tijd te vinden voor verschillende onderzoekingen, voor de uitgaaf van een sterrekundig leerboek ten dienste van het onderwijs in O.-Indië, voor eene nieuwe bewerking van Kaiser's Sterrenhemel, maar vooral voor de verdere bewerking van de door hem volbrachte triangulatie van Java, welke bewerking hem door den minister van koloniën in 1883 was opgedragen. Reeds in Indië had O. twee deelen van zijne triangulatie bewerkt, na 1883 heeft hij daaraan nog vier lijvige deelen toegevoegd; het laatste verscheen in 1900.
Spoedig na zijne terugkomst in Europa werd O. op eene aanbeveling van de Kon. Akad. v. Wet. d.d. 28 April 1876, door de regeering benoemd tot lid der commissie voor het in ontvangst nemen, verifieeren en naar Nederland overbrengen van de in Frankrijk vervaardigde en voor Nederland bestemde standaardmeters, en als zoodanig nam hij met de heeren Bosscha en Stamkart in Parijs ijverig deel aan de werkzaamheden dier commissie. Later werd hij bij kon. besl. van 1879 benoemd tot lid der toen ingestelde rijkscommissie voor graadmeting en waterpassing; als zoodanig heeft hij zich vooral beziggehouden met de leiding der breedte- en azimutbepalingen op 13 stations van het graadmetingsnet, waarvan hij de uitkomsten in 1904 heeft gepubliceerd.
Ook na zijn emeritaat was O. onafgebroken bezig met verschillende onderzoekingen en publicaties, waarvan de laatste eerst na zijn dood in de Verslagen van de K. Akad. v. Wetensch. is opgenomen.
Oudemans was lid van vele wetenschappelijke lichamen, o.a. van de K. Akad. v. Wetensch. (6 April 1855), R. Astr. Soc. (9 Nov. 1883), Acad. des Sc. te Parijs (6 Mei 1901).
Levensbericht: Versl. Akad. v. Wet. 29 Dec. 1906; Astr. Nach. no. 4145; Viertelj .schrift Astr. Gesells. XLII; M. Not. R.A. Soc. LXVII.
van de Sande Bakhuyzen