[Hoen, Pieter 't]
HOEN (Pieter 't), staatsman, schrijver en kinderdichter, in 1745 te Utrecht geb. en in 1828, waarschijnlijk aldaar, overl. Hij was geruimen tijd (1795-1802), amanuensis en secretaris van 's Lands representanten te Utrecht, later commies ter provinciale griffie van die stad, daarna griffier van het vredesgerecht te Amersfoort. Een der voormannen van de Patriotten-partij, redigeerde hij het veelgelezen tijdschrift De Postvan den Nederrhijn (Utr. 1781-1788, 12 dln.), waarover men zie W.P. Sautijn Kluit in Nijhoff's Bijdr. N.R.X. (1880) 293. Als kinderdichter is 't Hoen bekend door zijn Proeve van kleine gedichten voor kinderen (1776), gevolgd door Nieuwe proeve van kleine gedichten (1779 en 1783, 6 st.) en door Fabelen en kleine gedichten voor kinderen (1803; latere uitgave 1822). Tijdgenoot van Hieronymus van Alphen (kol. 88), schreef hij ook eenigermate in den trant van dezen, doch meer nuchter en minder vloeiend, zoodat zijn versjes niet zoo gemakkelijk ingang vonden bij de jeugd en niet zoo goed beklijven wilden. Maar leerzaam waren ze in de hoogste mate en vol van nuttige zedelessen. Men zie hierover Mevr. Knuttel-Fabius, Oude kinderboeken (1906) 89 e.v.
Verder schreef 't Hoen nog een aantal tooneelstukken en andere werken: Ter glorierijke nagedachtenis van Bentinck (1781); Nieuwe spectatoriale schouwburg, behelzende oorspronkelijke tooneelstukken ter verbetering der Nederlandsche zeden (1782-89, 2 dln.); Het land der bedrogenen. Uit het Spaansch (1791, 2 dln.); Mars in boeijen of Het herstel van den vrede. Boertig godenspel (1802) en Het verjaringsfeest of De te Amiens gesloten vrede. Een blijspel (1802).
Onder het pseudoniem J.A. Schasz M.D. gaf hij nog een reeks andere, ook meest politieke tooneelstukken, door van Doorninck vermeld in diens Vermomde en naamlooze schrijvers I (1883) 549. Zie ook diens Bibliotheek van ned. anonymen, reg. Zijn portret is in 1791 gegraveerd door C.S. Gaucher.
Zuidema