Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 836]
| |
te zijn, waar hij 1676 als student werd ingeschreven, is hij vermoedelijk reeds spoedig lijfarts geworden van den hertog Johan Georg I van Saksen-Eisenach en vergezelde diëns gemalin Johanna, 26 April 1672, reeds voor de achtste maal uit Eisenach naar het bad Ems. Zijn thuringsche en saksische en ook zijn hessische praktijk zal dus uit die jaren en nog wat later dateeren. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij, de archiater van vele vorsten, zooals hij betiteld wordt, reeds in dien tijd een ambulant leven had. Wij vinden hem in Gelderland, in den Bosch, in Londen en in nog andere plaatsen. Toch bestaat er grond, om aan te nemen, dat hij vóór 1680 zijn domicilie in den Haag gekozen heeft. De oorzaak daarvan zal gezocht moeten worden in zijn huwelijk met een hollandsche uit de bekende amsterdamsche familie Heynsius. Hij was lid van de wetenschappelijke vereeniging Sacri Romani Imperii Academia Naturae Curiosorum en had zoowel in de geleerde wereld als onder de vorsten en gezanten veel vrienden en begunstigers. Uit zijn geschriften blijkt, dat hij een streng lutheraan en een niet onverdienstelijk litterator was, die niet alleen in zijn Agonisma de hydrope curiosum 5, blijk gaf van een ongewone literatuurkennis, maar ook van groote eigen ervaring op dit gebied. Hij leefde nog in 1700. Behalve Agonisma de hydrope curiosum ad recentiorum mentem delineatum (Hag. Com. 1700; de eerste druk zal van omstr. 1670 dateeren) en Anatome umbilici curiosa (Lugd. Bat. 1697), waaraan de hierboven gegevene biografische bijzonderheden ontleend zijn, schijnt hij ook verschillende verhandelingen geschreven te hebben in de Ephemerid. German. Decur. 1-3. A. Geyl |
|