daarmede deze plaats te versterken: inderdaad ommuurde hij deze en bouwde er een kasteel; verder werd hij heer van Oosterhout (1325), waar hij ook een slot bouwde; in de buurt van Almonde en Dubbelmonde verkreeg hij nog: Twintighoeven en andere plaatsen in de Langestraat (1328), Monsterkerk en Standhazen (1330), Strevelshoek (1345). Hoogst belangrijk was de aankoop (1339) van de heerlijkheid Breda, van den hertog van Brabant; hierdoor verkreeg hij een afgerond, aaneengesloten complex goederen in het westelijk deel van het tegenwoordige Noord-Brabant. Ook in Holland, Zeeland en Utrecht bezat hij vele rechten en bezittingen. Uit zijn huwelijk (1327) met Heylwich van Vianen, erfdochter van Zweder, heer van Vianen, die in armelijke omstandigheden verkeerde en zijn rijken schoonzoon burcht en heerlijkheid van Vianen afstond, omdat hij de huwelijksgift niet kon voldoen, had heer Willem geen kinderen. Reeds in 1329 was er een regeling getroffen, dat zijn broeder Jan van Polanen zijn erfgenaam zou zijn, en bij zijn testament (1350) verdeelde heer Willem zijne goederen onder zijne broeders Jan, Philips, Dirk en Gerard van Polanen. Heer Willem was stichter van een Karthuizer-klooster bij Geertruidenberg en van een Clarissenklooster te Brussel, waar hij werd begraven. Te Brussel had hij een huis gebouwd, waarvan nu de kapel nog in wezen is, en dat later aan de Nassau's behoorde (nu deel van het Rijksarchief). Heer Willem liet eenige bastaardkinderen na, van welke wij noemen: Willem eerst heer van Dongen, later heer van Oosterhout, ambachtsheer van Ridderkerk, overl. 1400, na tweemalen gehuwd te zijn geweest: 1o. met Heylwig van Wassenaer, dochter van Philips III van Wassenaer, kinderloos overl. in 1395;
2o. Catherina de Ghistelles uit Vlaanderen, leefde nog 1414; 2o. Clementia, huwde 1334 Jan, oudsten zoon van heer Willem van Dubbeldam; 3o. Elsebene in 1331 gehuwd met Jan van Wendelnesse; 4o. Dirk, voor wien in 1345 zijn vader Zwijndrecht kocht, zonder kinderen overl.; 5o. Beatrix huwde Roelof van Dalem; zij kreeg later Dongen, toen haar broeder Willem Oosterhout ontving.
Zie: H.J. Koenen, Willem Snikkerieme en zijne magen, of de opkomst der Polanen's in: Wapenheraut VIII (1904). Deze hoogst belangrijke studie verbetert in allen deele de opgaven van Obreen, Gesch. gesl. Wassenaer 182.
Obreen