Parijs korten tijd werkzaam bij Jean Bassot en 2½ jaar bij zekeren Herry. Na ook nog eenigen tijd bij Hieronymus Francken vertoefd te hebben, kwam hij omstreeks 1583 weer in zijn vaderland terug en vestigde zich aanvankelijk te Utrecht. Later volgde hij zijn vader naar Amsterdam, waar hij 31 Oct. 1591 het poorterrecht verwierf en hem de kerk van het Clarissenconvent als atelier ter beschikking gesteld werd. Hij huwde er 2 Mei 1592 Judith Schonenburgh, doch verhuisde kort daarna weer naar Utrecht. Toch bleef hij nog in voortdurende relatie met Amsterdam. Omstreeks 1600 huwde hij er ten tweeden male met Geertruydde Roy, en in 1603 teekende hij er voor het Looiers- en Schoenmakersgild het glasraam, dat dit gild aan de Zuiderkerk ten geschenke gaf. Te Utrecht verwierf hij zich inmiddels een voorname plaats, als mensch en als kunstenaar evenzeer geacht. Rubens en de koningin van Bohemen vereerden hem met een bezoek. Van het in 1611 mede door zijne bemoeiingen opgerichte St. Lucasgild werd hij in 1618 deken. Hij overleed 27 Jan. 1651 en werd in de St. Catharinakerk begraven.
Zijn zeer talrijke schilderijen en teekeningen, waarvan in bijna alle musea en kabinetten exemplaren aangetroffen worden, nemen een merkwaardige plaats in de nederlandsche kunstgeschiedenis in. Hij heeft zijn opleiding genoten van italianiseerende meesters, maar daar hij zelf nooit in Italië geweest was, is een te sterke italiaansche invloed hem bespaard. In tegenstelling met andere kunstenaars van zijn tijd vertegenwoordigt hij een idealistisch-nationale richting in de nederlandsche kunst. Hij heeft daarbij een zeer grooten invloed geoefend, ook op kunstenaars, die lang na hem geleefd hebben, en wel door de tallooze prenten, die naar zijn schilderijen en teekeningen gesneden zijn. De bundels, die zijn zoon Frederick bepaaldelijk ten bate van het teekenonderwijs heeft gegraveerd, hebben zelfs nog tot in de 19de eeuw nieuwe uitgaven beleefd. Tot zijn leerlingen behoorden vele bekende schilders, o.a. Corn. van Poelenburgh, Jacob Gerritsz. Cuyp, Gerard van Honthorst, Andries en Jan Both, Jan van Bylert, Nicolaes Knupfer en Jan Baptist Weenix. Hij was de vader van den schilder Hendrick, den graveur Cornelis, den schilder Adriaen en den graveur Frederick Bloemaert. In de Uffizi te Florence is zijn door hemzelf geschilderd portret; een door Paulus Moreelse geschilderd is door Jac. Matham, en een door zijn zoon Hendrick geteekend door H. Snyers gegraveerd.
Zie: van Mander, Schilderboeck (1604) 297, 298; Sandrart, Teutsche Akademie II, 291; S. Muller Fzn., Utrechtsche Archieven passim; Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon in voce; Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler in voce.
Moes