[Anslo, Reyer]
ANSLO (Reyer), ook wel Reinier geheeten, geb. 1626 te Amsterdam, overl. 16 Mei 1669 te Perugia (Italië). Reeds vroeg verloor hij zijn vader Reyer Claesz. Anslo (zoon van Claes Claeszn. (kol. 153)), waarna zijn moeder Hester Willemsdr. in 1631 met Jan Ysbrants Rodenburg hertrouwde. Op de latijnsche school bij Adrianus Junius ontving hij zijn opvoeding. Al spoedig openbaarde zich bij hem een dichterlijk talent, zoodat Vondel hem een ‘dichter van cierlyke netheid’ noemt. Onder zijn werken mogen genoemd worden: CLV Bybelsche Printverbeeldingen; het treurspel De Paryssche bruiloft (14 Nov. 1650 te Amst. vertoond); De martelkroon van Steven, Schilderkroon en De Pest te Napels. Zijn letterkundige nalatenschap werd in 1713 door Joan de Haes te Amsterdam uitgegeven. In 1646 werd hij bij de Waterlanders gedoopt. Drie jaar later ging hij, waarschijnlijk ter wille van Magdalena Baeck over tot de r.k. Kerk, in 't geheim bekeerd door de Jezuïeten-missie. Daarop vertrok hij in Sept. 1649 naar Rome. Over zijn vertrek dichtte hij een aandoenlijk lied: Afscheit van Amsterdam. Te Rome trad hij in tegenwoordigheid van den paus openlijk tot de roomsche Kerk toe (7 Dec. 1651) en kwam hij in dienstbetrekking bij kardinaal Luigi Capponi. Eerst 18 Sept. 1666 werd hij tot sub-diaken gewijd. Vermoedelijk wijdde hij zich aan de verzorging van zieken. Zijn letterkundige roem, die wel eens overdreven wordt, berust voornamelijk op wat hij dichtte vóór 1650. Zoo ontving hij van koningin Christina van Zweden een gouden keten en van de burgemeesters van Amsterdam een zilveren schaal. J. Folkema heeft zijn portret gegraveerd naar een teekening van Gov. Flink.
Zie: K. Vos, Reyer Anslo's Overgang in de Gids, Mei 1906; H.J. Allard in Volksalmanak voor Ned. Kath. 1884, 199; J.F.M. Sterck, Reyer Anslo te Rome in Jaarb. Alb. Thym 1891, 233; P.M. Bots, Dichter Reyer Anslo in de Katholiek 1890, 237; 1891, 47.
Vos