Geestelijke minnevlammen
(1653)–Matthijs van der Merwede– AuteursrechtvrijHet sevende hooft-stuck.
Bruydegom.
1.[regelnummer]
HOE fraey, miin Lief, ziin uwe gangen,
Gy schoent op geen gemeene leest,
U Min vervoert my soo den geest
Dat ik steeds na u moet verlangen.
Ik vergeliik u heup-gewrigt,
Geheel tot miine min verplicht,
By kosteliike keten-ringen.
2.[regelnummer]
U navel, die veel soets vervat,
Geliik ik (ach wat vremder dingen!)
By eenen beker vol van nat.
| |
[pagina 20]
| |
U buyk geliick ik by den terwe
Tot eenen ronden hoop gehoopt,
In innerliike min gedoopt,
Die nimmer en verschiet van verwe,
Van balssem en van myrrhe vet,
3.[regelnummer]
Rond-om met lelyen beset.
Ga naar voetnoota U borsjens, wel te recht geleken
By Tweeling-rheetjes in't gebergt,
Konnen miin ziel tot u ontsteken
Door d'ongeveynstheyd die my tergt.Ga naar voetnootb
4.[regelnummer]
U hals is een yvooren thoren,
En als twee vyvers u gesicht,
Dat my van soo veel vyers berichtGa naar voetnootc
Dat ik miin hert daer heb verloren.
U neus, die ik seer minliick von,
Is als den thoorn van Libanon.
5.[regelnummer]
U hooft by carmel vergeleken,
V vlegt-snoer als een purper-lint
Konnen uws Liefkens hert ontsteken
Dat het u maer alleen bemint.
'kBen vast aen uwe galeryen,Ga naar voetnootd
V min verbind my aen u huys;
Om dat die suyver is en kuys,
En weet van tochten, noch van vryen.
V lonckend' oog, u schoon gesicht
Heeft my tot uwen brand verplicht.
| |
[pagina 21]
| |
7.[regelnummer]
V brav' u treffeliicke lengte,
Gy Princen Dochter, waerdste pand,
Is als den palm, die noyt en krenkte,
Op Libanons gebergt geplant.
8.[regelnummer]
'kWil uwen palm-boom gaen omvangen,
En op siin takken vallen toe,
Ga naar voetnoote En werd siins liefdens nimmer moe,
Daer daer miin Bruy loft aen sal vangen.
Vborsjes als twee trossen druyf,
Vkusjes als een tortel-duyf,
Ga naar voetnootf Sult gy my weyg rig overgeven,
En ik sal, met verwerde min,
In uwe soentjes gansch verbleven
Worst'len t'uwerGa naar voetnootg slaep-plaets in.
9.[regelnummer]
'kSie gansch bedaut u lippen leken,
'tGehemelt van u lieve mond
Een wiin-rivierken van hem sond,
Om 'tslapend' volxken te doen spreken.
Bruyd.
10.[regelnummer]
Ik ben miins Liefsten troetel-kind,
Ik ben alleen die hy bemind.
| |
[pagina 22]
| |
Kom laet ons buyten gaen vernachten,
Hier op de Dorpen, of in't Veld,
Daer sal ik u, miin Lief, verwachten,
Verwachten daer u soet geweld.Ga naar voetnooth
12.[regelnummer]
Kom laet ons vroeg de Schaepkens leyden,
Kom laet ons vroeg ter deuren uyt
Gaen sien den jongen wiingard-spiuyt,
Of haer siin bloemkens open spreyden,
Of den granaet wat fraeykens staet,
En of siin knopken open gaet.
Daer sullen wy in kusjesleven,
Ga naar voetnooti Daer sal ik miin verliefde ziel
In uwe ermen over geven,
Daer ik soo geeren tusschen viel.
13.[regelnummer]
Kom voor miin deur, miin kruyden rieken,
Het schoone bloemken van saffraen
Dat heeft siin blacuwe roxken aen,
Miin myrthe-boomken spreyd siin wieken.
Ga naar voetnootk Miin vruchten lang en korts gegaert,
Voor u gewacht, voor u gespaert,
Die leggenree op schoone dagen.
Het is u, Liefken, wel bewust
Dat gy haer met u mee wild dragen
Ga naar voetnootl Als het u hertjen maer en lust.
|
|