Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers
(1973)–Klaus Beekman, Mia Meijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||
Het boek van het violet en de dood‘“Wat lees je?” vroeg hij, een klein boek met grijze linnen band van de schrijftafel nemend. “Dat moet je beslist lezen”, antwoordde Viktor, “daar zul je beslist veel plezier aan hebben.” “De kleine zenuwlijder, handleiding tot een fatsoenlijk leven”, las Frits. “Je mag het nu wel lenen”, zei Viktor. Frits sloeg het dicht en stak het in zijn jaszak, haalde diep adem en nam afscheid’ (De avonden8, p. 82-83). Dit boekje nu, dat Frits van Egters in De avonden wat moedeloos doorbladert, heeft veel bijgedragen tot de huidige verwarring over Het boek van het violet en de dood. In 1963, in de Brief in een fles gevonden, schrijft Reve in een Post Memorandum: ‘Een boek schrijven over het Violet, en de Dood’ (Op weg naar het einde, p. 138). In een brief aan Carmiggelt, een jaar later, schrijft hij hierover: ‘Het is niet een door mij bedachte titel, maar een citaat uit “De Kleine Neurastenicus.” Een tussen neus en lippen gedebiteerde aardigheid (- namelijk in een interview -) is ongewild ernst geworden, want over “Het Boek van ...” (etc.) zijn mij al veel vragen gesteld, hier en daar wordt het al bij de erkende boekhandel besteld en ik vrees dat er niets anders opzit, dan dat ik het ga schrijven: de mens wikt, God beschikt’ (Kronkel). En inderdaad bestaat er een boekje, in 1922 in eigen beheer uitgegeven, dat de fraaie titel De kleine neurasthenicus draagt. In De avonden leest Frits van Egters in: De kleine zenuwlijder, handleiding tot een fatsoenlijk leven. Het boekje van de heer H.G. de Cock is getiteld: De kleine neurasthenicus. Beknopte handleiding tot een ordentelijk leven.Ga naar voetnoot1 Het zesde | ||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||
hoofdstuk van deze kurieuze handleiding heet ‘Dorus de Wijsgeer’ en begint als volgt:
Dorus is een arme, zenuwzwakke, man van 27 jaar, een groote, timide, jongen, die stottert, als hij vóór je staat. Z'n hoofd is moe, en hij wou 't zoo graag wat laten rusten. Doch, ondanks Dorus, moet dat hoofd hem peinzen. Moet 't, onbestemdelijk en onophoudelijk, zoeken naar het antwoord, op, zeer moeilijke, problemen. ‘'t Is net, meneer,’ zegt Dorus, ‘'t is net, alsof een dure plicht mij op de schouders rust. De plicht, om een groot, een machtig, boek te schrijven. Een boek, waarvan de titel luiden zal: “Van 't licht en van den schaduw, van 't violet en van den dood... En van de geestdrift”.
Is Dorus gek? Neen. Hij gêneert zich 'n beetje voor zijn occupaties, maar toch moet hij zoeken. Trots zichzelf. Op 't oogenblik is, wat hem 't meeste plaagt, nog 't zoeken van een juiste definitie, van het violetbegrip. 't Getob daarover kost den man z'n nachtrust (p. 197).
Evenals Dorus voelt Reve zich verplicht om een groot, machtig boek te schrijven. Maar het werk vlot niet erg. Aan Bibeb deelt hij in 1964 mee dat hij nog geen letter van Het boek geschreven heeft. Een jaar eerder was de kwestie nog niet zo urgent. Reve vertelt Jaap Harten dat hij niet in 't minst van plan is Het boek te schrijven; de zaak ligt anders: ‘Dat moet je zien als mijn Ideaal (...). Het is van dezelfde orde als de Verlosser die zal komen, het is dus van een mythische orde: het Grote Werk, dat elke kunstenaar éenmaal hoopt te maken om zichzelf te rechtvaardigen’ (p. 21). Bij de verschijning van Nader tot u ontstaat er grote verwarring. Het | ||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||
verhaal van de Landkruiser, in de Brief uit Huize ‘Algra’, geeft Reve aanleiding tot de volgende overpeinzing: ‘Het zij zo: alles wat ik vertel, zal eenzaam moeten zijn. Ik zal deze dingen moeten schrijven, of ik zal niet schrijven, en indien het mij, “kleine slaaf van poëzie en taal,” eens zou mogen gelukken Het Boek Van Het Violet En De Dood te schrijven en te voltooien, dan zal dit wellicht alleen mogelijk zijn, als ik het zou beginnen met geen ander dan juist dit nutteloos, bizar verhaal, dat mij, na zoveel jaren, nu ik reeds tot aan het borstbeen in het graf sta, nog steeds niet met vrede wil laten’ (p. 9-10). In de daarop volgende Brief uit het verleden laat hij zich minder dubieus uit. Hij heeft besloten dat hij ‘vandaag nog, op ditzelfde ogenblik, te kwart over één in de namiddag, bij een zoemende wind en een telkens tot “het weer van alle mensen” openscheurende hemel, door het neer-schrijven van deze en geen andere zin, Het Boek Van Het Violet En De Dood moet beginnen (...). Aldus begin ik dit boek, met al de kracht die ik heb kunnen vergaren, en zonder enige hoop, want die is er niet’ (p. 13). Hiermee lijken de uitspraken tegenover Harten ontkracht te zijn. De kritiek slaat onmiddellijk toe. Poll noemt zijn bespreking van Nader tot u: Het Boek van het Violet en de Dood. Oversteegen laat over zijn mening niet de geringste twijfel bestaan: ‘Is het dus het Boek Van Het Violet En De Dood? Ja en nee. Als dat ooit geschreven wordt ligt het hier voor ons, dichter bij komt de schrijver niet’ (p. 235). Renate Rubinstein trapt er niet in: ‘De tweede bundel brieven van G.K. van het Reve is niet het door hem aangekondigde Boek van het Violet en de Dood geworden, al worden er in de eerste brief aanstalten genomen met dit boek te beginnen, maar een boek met de titel Nader tot U’ (p. 38). Dat Reve, met het vastleggen van het verhaal van de Landkruiser aan Het boek zou zijn begonnen, komt twintig bladzijden verder op losse schroeven te staan: ‘Dit neerschrijvend, besef ik smartelijker dan ooit, dat mij, met een voltooiing van Het Boek Van Het Violet En De Dood, allerminst rust gegund zou zijn, omdat ik onmiddellijk daarna aan een groot, mistiek martelboek, Mars in Scorpio geheten, zou moeten beginnen’(p. 32). Kaleis konstateert naar aanleiding van dit citaat dat Reve een ‘schepper van verwijzingen is, van suggesties. En hierbinnen vallen ook de talloze | ||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||
voornemens om het drinken te staken; in Op weg naar het einde noemt hij als een van de dingen die moeten gebeuren: ‘Sterke Drank opgegeven’. En dit is eenvoudig genoeg want: ‘Sterke Drank is een kwaad’ (p. 85). In de volgende Brief uit Gosfield heet het: ‘Als de trein onder de stationsoverkapping uit is, haal ik de ginfles en het bekertje weer uit de weekeindtas, want een kleine verversing heb ik toch zeker wel verdiend. Trouwens, afgezien daarvan, ben ik niet pas jarig geweest?’ (p. 97). Zo eenvoudig is het kennelijk allemaal niet. Immers ook de droevige verhalen die Bullie en Reve elkaar in de Veertien etsen vertellen, bereiken pas een hoogtepunt wanneer de gestaag groeiende hoeveelheid alkohol zijn vernietigend werk gedaan heeft. En de (kwalijke) gevolgen blijven niet uit. In 1967 schrijft Reve aan Carmiggelt: ‘Ik mocht, na mijn vijfde delirium, van een psychiater nooit meer drinken, maar van een andere psychiater moet ik in de eerste avonduren, zij het met mate, wel degelijk “innemen”. Die eerste arts is een atheïst, maar die tweede is een katholiek: je weet wel, die aardige dokter die voor de tv gezegd heeft, dat seksualiteit helemaal niet erg is. Wie op God vertrouwt, heeft niet op zand gebouwd’ (Kronkel). Het laat zich niet moeilijk raden welk advies Reve zich ter harte heeft genomen. Hoewel, in De taal der liefde schrijft hij, al weer aan Carmiggelt: ‘Ik heb de Alkohol nu bijna onder kontrole, maar ben dan ook zo goed als krankzinnig’ (p. 72). De keus wordt wat moeilijk op die manier. Wolters komt het dichtst bij Reve's eigen uitspraken als hij opmerkt dat deze voornemens de funktie hebben als drijfveer te werken: ‘Het is een mythe, een ideaal van onverbeterlijke echtheid, de laatste waarheid. En die is onformuleerbaar, Van het Reve kan hem alleen suggereren door zijn toverformules, door aanstellerij en pose. Dat is de paradox van zijn schrijverschap: het contrast tussen vormgeving en expressie is onoplosbaar.’ Op dat poseurschap gaat hij overigens verder in: ‘Er zit in de figuur van Van het Reve een stevig element pose, aanstellerij, zonder dat men kan zeggen dat het bij hem op onechtheid uitloopt. Het verwijt van onechtheid lokt Van het Reve overigens goeddeels met opzet uit, bijvoorbeeld door in een wit tropenpak gekleed, gedichten voor te lezen.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||
‘Een groot dichter te zijn en dan te vallen’, droomt Nescio's Dichtertje en alsof Het boek van het violet en de dood en Het mistieke martelboek nog niet genoeg zijn, deelt Reve zijn lezers in Nader tot u mee: ‘Weet u wat heel fijn zou wezen? Als ik een gedicht kon schrijven waar alles instond, zodat ik nooit meer een gedicht hoefde te schrijven’ (p. 32). Maar ook dat zit er niet in. Als in de Brief door tranen uitgewist naderend onheil zich aankondigt in de vorm van een ‘dier met mensenoren in een mand in een boom’, peinst Reve (niet geheel logisch): ‘Een massa dingen kon je beter niet eens proberen. Dat gedicht bijvoorbeeld, waar alles in moest staan, zodat ik nooit meer een gedicht behoefde te schrijven, en er tevens aan alle getob van alle dichters een einde zou zijn gemaakt, dat kon nooit bestaan, want het zou een soort literair perpetuum mobile moeten wezen, en dat was niet mogelijk’ (p. 55). Het boek van het violet en de dood moet natuurlijk ook alle boeken overbodig maken, zodat de schrijvers eveneens het tobben kunnen staken en zodat God zelf even bij Reve langs komt om hem te vertellen: ‘Gerard, dat boek van je - weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?’ (Nader tot u, p. 112). ‘Het is de vraag’, zegt Wolters, ‘of Van het Reve ooit zal prijsgeven wat hem het meeste heeft geroerd. Met andere woorden of Het boek van het violet en de dood ooit geschreven zal worden.’ Aan de auteur zal het niet liggen. Terwijl hij aan de Veertien etsen werkt, krijgt Terlingen van hem te horen: ‘Goed, als dat boek helemaal klaar is ga ik beginnen aan het boek dat alle boeken overbodig maakt, maar dat ga ik niet van te voren in de vakbladen publiceren, want dan komt er meteen zo'n herrie van. Het zit vol met... enfin, echt een boek dat de mensen iets meegeeft. Fel realistisch, het woord zegt het al.’ In de Veertien etsen zelf verzucht hij: ‘Ik wilde wel dat we, eerst met onzekere maar allengs met krachtiger stem, een lied zouden aanheffen, dat allen zou gedenken die eens geleefd hadden, en dat alles moest vieren, dat eens adem had gehad; wier namen te talrijk waren dan dat alle verf, linnen, inkt en papier ze ooit zouden kunnen bevatten, maar die geschreven stonden in het Boek dat misschien eens door het Lam, en door het Lam alleen, zou mogen worden geopend.’ Nog in 1966 antwoordt hij op de vraag naar toekomstig werk: ‘Ach, | ||||||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||||||
het moet natuurlijk het boek worden dat alle andere boeken overbodig maakt. Behalve vanzelfsprekend de Schrift, voegt hij er met een milde grijns aan toe’ (Koolhaas). De kans daarop is blijkens een gesprek met Wim Zaal in datzelfde jaar gering: ‘Je weet: het komt er nooit, het kan niet’ (p. 47). In november van het volgend jaar deelt Reve aan Rob Uyldert mee: ‘Ik ben zo half en half begonnen aan Het Boek Van Het Violet En De Dood. Twee paginaas zijn af. Nu alleen nog maar de rest...’ (p. 8). En weer een half jaar later meldt het Algemeen handelsblad: ‘Gerard Kornelis van het Reve werkt in Greonterp, zeven kilometer van Bolsward aan “Het Boek van het Violet en de Dood.” Lang beloofd maar nu echt op komst. “Ik weet de slotalinea en dat is het voornaamste. Daar schrijf ik het hele boek naar toe. De eerste twee bladzijden zijn af.”’ Wanneer er tenslotte onvermijdelijk stemmen opgaan die het boek naar het rijk der fabelen verwijzen, verklaart Reve: ‘Het is geen publiciteits-stunt, maar dodelijke ernst.’ En in datzelfde artikel wordt de lezer verzekerd: ‘Met “Het boek van het Violet en de Dood” is hij nu flink bezig, hij wil nu niets anders daarnaast en hij wil niemand ontvangen’ (Dull). Het is dan ook niet verwonderlijk dat Steendijk zijn recensie op De taal der liefde de titel ‘Het Boek van het Violet en de Dood’ meegeeft. Reve zelf laat het afweten: ‘Dat Boek, dat moet God maar voltooien als-ie tijd en zin heeft en z'n kop ernaar staat’ (Mulder). | ||||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|