Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Foto: Joris Ivens
H. Marsman, september 1928 | |
[pagina 5]
| |
De geschiedenis van ‘Vera’Tijdens zijn eerste buitenlandse reis, in de zomer van 1921, had Marsman te Berlijn Slawa leren kennen. Met haar en haar vrienden bracht hij enkele weken door op Hiddensoe, het kleine, smalle eiland, enkele uren varens van de Hansestad Stralsund. Ten Oosten van het eiland ligt Rügen, dat men bij helder weer kan zien. Rügen
sluimerend slagschip
dat eeuwig voor anker
den dag verspert
Op het eiland ligt het vissersplaatsje Vitte en, in het Noorden, het wat hoger gelegen dorpje Kloster. Voor de eerste wereldoorlog werd het eiland door kunstenaars ontdekt; Gerhart Hauptman had er een huis. In Kloster bevindt zich ook de vuurtoren van het eiland. De vrienden woonden in het huis van de vuurtorenwachter. In één van zijn zogenaamde ‘Dagboekbladen’, gedateerd ‘24 Juli 1921, Kloster auf Hiddensoe’, geeft Marsman, niet zonder de retoriek van het sentiment, dat ook de correspondentie van die tijd kenmerkt, een lyrische beschrijving van het eiland: Hangend, het huis aan de bronzen helling der duinen; slank en gespannen de lijn van de heuvelgewrichten en de geledingen glad en verglijdend; rondingen snel en diep deinend, ademen schaduw ... Maar de sprong van de hoogten is vlug en veerkrachtig, en de toren, die groeit uit hun top: zwaard, dat de zon doorvlijmt ... (maar bij avond, als de wereld verkantelt, pijler het ruim). Zeldzame strandvlakken, smal en verglijdend, maar steilten veel, muren, gebeiteld. Dit land heeft de wuivende ruigte niet en de zachte kontoer onzer duinen, noch van de stranden het wijde verstroomen der kusten: in nachten soms daar zijn aarde en zee één bewegen en het land is een golf in het ruim. Nimmer zoo hier: hecht en vijandig, dit eiland, een vesting der wereld; het oneindige splintert daaraan. Schip, soepel gesneden, glad en behendig, dat het heelal bevaart, nachten en dagen vangt in het omarmende zeil. En uit zijn masttop (den toren, vermoedt ge) land in het zicht: de kusten van Rügen en Mön. Slawa W. - een ‘rassige Poolse’, ‘een volkskind, met een fabelachtig instinkt voor menschen en kunst’, zoals Marsman haar in een brief kenmerkte - werkte als modiste te Berlijn. Zij was de vriendin van de architect Theo K. en toendertijd waarschijnlijk iets ouder dan de 21-jarige Marsman. Tot de Berlijnse vriendenkring behoorde ook de dichter Walter Pritzkow. In politiek opzicht was het milieu conservatief; men bewonderde Spengler.Ga naar eind1 Hun ideoloog was de pruisische conservatief Moeller van den Bruck, die in 1923 zijn klassieke anti-democratische | |
[pagina 6]
| |
boek Das dritte Reich publiceerde, maar voordien reeds een grote bekendheid genoot door zijn inleidingen tot de duitse vertalingen van Dostojewski. Overdag werd er gezwommen en gezeild. 's Avonds, in de kamer met de laaghangende balken en de olielamp, werden de expressionistische dichters gelezen: Heynicke, Stramm, Stadler en vooral Trakl. De gegevens en het klimaat voor het avontuur en voor het drama zijn aanwezig. Begin augustus was men in Berlijn terug. Marsman logeerde in Dahlem, Unter den Eichen 89a. Na een reis van tien dagen door de Harz en Thüringen - zonder Slawa - ging hij weer naar Berlijn waar hij nog een tiental dagen bleef. Hij schreef er het gedicht Slawa,Ga naar eind2 dat in een variant Erhebung heet:
Slawa - Hiddensoe:
Das runde Läuten
und dieses Strömen das Abend hängt an unsere Hände
O blauer Wind
Wogende Nacht
aus der das Meer, Dein runder Schoss, mich ruft
Schwarzblühend steigt die Stimme meines Bluts
und singt
und lenkt das Boot die braune Barke an das Tor
das Deine Hände leuchten durch die Nacht.
O hohes Lied
Die Barke fährt
O ihre steile Sehnsucht
wird zerschellen an der fernen Küste,
dämmerenden Hügeln Deiner breiten Brüste,
aus denen Himmel blüht.
Du letztes Land der Ruh
Du Segnende
Du
Du
Een jaar later, in de tweede helft van september 1922, bezocht hij, na een reis door Zwitserland en Zuid-Duitsland, opnieuw Berlijn. Opnieuw onderging hij met een grote intensiteit de nerveuze en dynamische atmosfeer die deze wereldstad kenmerkte in die dagen na een verloren oorlog, na een gefrustreerde en mislukte revolutie en tijdens een latente contra-revolutie - der Kaiser ging, die Generale blieben -, maar waar de cultuur bloeide. Marsmans ‘vitalisme’ was ditmaal niet uitsluitend ‘literatuur’: al berichtte hij ook in een brief: ‘dit is de schoonste tijd van mijn leven, geen God kan omspannen wat mij omspant’ - men moet zich niet laten misleiden door de exuberante lyriek van dit soort proza. Er is geen twijfel aan, dat de belevenissen en indrukken van Hiddensoe en Berlijn - hoe kort dit ook alles met elkaar heeft geduurd - van ingrijpende betekenis voor hem zijn geweest. In sterk contrast met zijn lyrische, romantische proza staat | |
[pagina 7]
| |
overigens de poëtische neerslag van deze tijd: zijn zgn. stedengedichten, de Seinen, ‘kubistische’ verzen, waarin hij trachtte een koele werkelijkheid te verbeelden met uitschakeling van de persoonlijke gevoelssfeer en die door Paul van Ostaijen zijn bestempeld als een zeldzaam voorbeeld van evenwichtig expressionisme. Enkele weken na zijn duitse reis kwam Slawa, begin oktober 1922, naar Holland en maakte Marsman met haar een reis door het Westen van het land. - Deze herfstdagen zijn de indian summer van Hiddensoe, het land van ‘bronzen heuvels en oneindigheid’, waar ‘lucht en aarde, wind en zee mede lijf waren van Slawa’, ‘de eerste der vrouwen’. ‘Wat leefde ik niet door Slawa in deze tijd’, schreef hij. Maar Marsman zette zijn studie in Leiden voort en Slawa keerde naar Theo terug.
Acht jaar later, in de zomer van 1930 te Bollendorferbrück in Luxemburg, voltooide hij zijn, in januari van hetzelfde jaar, te Utrecht, begonnen roman Vera , waarin Slawa de centrale figuur is en die gedeeltelijk op Hiddensoe en voornamelijk in het na-oorlogse Berlijn speelt. Het geheel is gebaseerd op zijn herinneringen en ervaringen van die Berlijnse dagen - vele passages van het verhaal zijn autobiografisch. De roman is in tien afleveringen van de achtste jaargang van De Vrije Bladen in 1931 verschenen.Ga naar eind3 Deze tekst vindt men hierachter herdrukt.Ga naar eind4 Begin december 1930 had Marsman aan Constant van Wessem, redacteur-secretaris van De Vrije Bladen, geschreven: Vera is nu wel zoo goed als gereed. Ik wijzig hoogstens nog een en ander in de proef. Zal het je binnenkort geven, of sturen. Het bevredigt mij als geheel niet, maar ik geloof dat er gedeeltelijk genoeg geslaagd is om het te publiceeren. Over de uitgave in boekvorm beslis ik dan nadat het in de Vr. Bl. heeft gestaan.Ga naar eind5 Nadat in de eerste twee afleveringen van De Vrije Bladen het begin van Vera was gepubliceerd, zond Marsman de gehele, voor De Vrije Bladen bestemde, kopij aan Du Perron.Ga naar eind6 Kort te voren, in februari 1931, hadden zij elkaar bij hun gemeenschappelijke vriend Ter Braak te Rotterdam ontmoet en zij zullen toen over Vera hebben gesproken. Hun stroeve relatie, na een eerste, door Slauerhoff gearrangeerde ontmoeting, in januari of februari 1930 - voordien hadden zij scherp en hatelijk over elkaar geschreven - was vriendelijker geworden. De eerste briefGa naar eind7 waarin Du Perron Marsman tutoyeert is geheel aan een bespreking van Vera gewijd, uitermate kritisch, maar toch met de conclusie, dat Marsman Vera in ieder geval moet uitgeven: Ik deel je opinie over Vera. In ieder geval uitgeven; al staan er bàr slechte stukken in. Soms wordt iets, dat bijna volkomen idioot dreigde te worden (als het gesprek tussch. Vera en Hauser over Japan) met een bijna ongelooflijke zwaai gered door een spitse, lyrische aanteekening. Als jij het boek niet geschreven had, was het een lor geweest, dat is wel het grootste compliment dat ik je maken kan. Een lor overigens dat in Holland een gróót succes hebben kan, - dat is misschien weer het ergste. De psychologie van de personages is anders nog wel te verbeteren | |
[pagina 8]
| |
(zooniet te redden); er staan een paar fouten in, zóó evident, dat ze met een handomdraaien ook weer verholpen kunnen worden, al zal het boek psychologisch beschouwd, erg mager blijven, erg Hollandsch ook, erg Hollandsch-mager. Ik moet absoluut nog het IIIe stuk lezen alvorens ik mij over de verhouding Vera-Theo uitlaat; de verhouding Vera-Hauser is inderdaad beter misschien, maar hoe ontzettend traditioneel! Men heeft lak aan dien energieken meneer Hauser, die bij zijn eerste optreden al voorbestemd was om Vera in het voorbijgaan (van Theo af) te plukken en dan weer te verlaten, als een èchte, onverantwoordelijke, gezonde màn. Ik heb niets tegen de situatie; maar wel tegen het feit dat Hauser buiten dit rolletje niet bestaat, en dat zijn bestaan, alleen òm dit rolletje verdomd weinig reden heeft. Vera tegenover de revolutie lijkt mij niet zwakker dan tegenover het katholicisme, maar èn revolutie èn katholicisme hangen als ‘idées générales’ ergens in de lucht. Nu absolute fouten (volgens mij): | |
[pagina 9]
| |
aandacht van den lezer tot het uiterste vast. Het gekke is dat men, na dit boek, Vera voor haar eerste ernstige avontuur geplaatst zou willen zien; dat er best een 2e deel op zou kunnen volgen dat dit heele boek dan ook relief zou geven (net als bij Waterloo van Van Wessem!). Het is net of dit alles maar intellectueele en lyrische Spielerei is geweest; men denkt: ‘mooi, dat heeft ze nu gehad met dien roeilustigen revolutionair en met den traditioneelen sterken man, - hoe zou ze nù staan tegenover een werkelijken kerel?’ Uit een vergelijking van het handschriftGa naar eind8 met de in De Vrije Bladen gepubliceerde tekst blijkt dat Marsman nog vóór de publikatie in de latere afleveringen van De Vrije Bladen, rekening heeft gehouden met de opmerkingen van Du Perron in deze brief.Ga naar eind9 In een volgende brief schrijft Du Perron: Waarom ik je eigenlijk raadde het nog uit te geven? Lees mijn vorig schrijven over met het accent op de 2 of 3 phrasen ‘in praise of’ Vera. [...] Vera is in jouw ontwikkelingsgang [...] van het grootste belang en in menig opzicht een goed, althans goedgeschreven, boek, dat (gegeven ook de tegenw. productie der jongeren, zeg je zelf) gerust verschijnen kan. Neen, dat zelfs een succes zou kunnen worden; let eens op. En bovendien, het is nu eenmaal geschreven; tenzij je het geheel zou willen omwerken, vooruit er dan mee! En een volgenden keer nòg een stap verder in de goede richting. (Een auteur hoeft geen goede roman te hebben geschreven voor zijn 35e en zelfs 40e jaar.) Het weghouden van zoo'n boek vind ik altijd een beetje lullig, literators-voorzichtigheid, of, op zijn best, - coquetterie.Ga naar eind10 In antwoord op een brief van Marsman, die verloren is gegaan en waarin deze blijkbaar zijn aarzelingen toch weer kenbaar maakte, stelde Du Perron hem voor Vera voor hem door te zien en aanwijzingen te geven voor veranderingen. Hij wilde er zelfs een derde deel aan toegevoegd hebben, een derde avontuur, wat het geheel sterk zou releveren. Vera heeft tòch een zekere standing; door den toon. Psychologisch is het inderdaad eigenlijk niets. [...] Beschouw alles als proef, dat is heel goed: l'art de faire un livre; en neem mij mee als entraîneur. Ik beloof je dat het in ieder geval een goed en leesbaar boek wordt, zij het dan lang geen ‘meesterwerk’.Ga naar eind11 Enkele weken later adviseerde ook Ter Braak Marsman Vera in boekvorm uit te geven zonder het om te werken.Ga naar eind12 Het lijkt mij ook allerminst een sterke roman, maar de lyriek maakt toch m.i. de publicatie in boekvorm absoluut verantwoord. Ik zou je willen adviseeren, het boek zoo uit te geven; omwerken lijkt mij onmogelijk, het juiste systeem is ‘au suivant’. Strijk de ƒ1000 op; het is toch geen prul, alleen maar de groei van den geboren lyricus naar den roman! | |
[pagina 10]
| |
Ter Braaks bezwaren betroffen hoofdzakelijk de psychologie en de theoretiserende, veelal retorische gedeelten Maar geef het toch uit, zooveel is er in Holland waarachtig niet. En een boek, dat spanning verraadt, is nooit slecht, is ook in een half-geslaagden vorm de moeite waard! Als je het gaat omwerken, gaat de spanning, die voor mij de hoofdzaak is, er allicht af.Ga naar eind13 Ondanks de positieve adviezen van zijn vrienden aarzelt Marsman tot een uitgave over te gaan. Reeds in januari 1931 had de uitgever Stols aan Marsman het voorstel gedaan om Vera in boekvorm uit te geven. Hij bood hem 12,5% royalty aan en zou pogen de roman in het Duits, Frans en Engels vertaald te krijgen. Ook Nijgh en van Ditmar deed hem een aanbod voor een uitgave - 20% royalty met garantie over 1000 exemplaren -. Stols, die er van hoorde, schreef aan Marsman, dat hij eventueel bereid was hem nog een gunstiger aanbod te doen.Ga naar eind14 Het voorstel van Du Perron Vera om te werken, lokte hem aanvankelijk weinig aan, zoals uit de volgende passage van een brief van Du Perron op te maken is.Ga naar eind15 Wat ben je toch een gekke kerel met je verhalen van ‘dat de boel nu zoo dood is dat je er geen jota meer in schrappen kunt’. Met een paar wijzigingen, op één vrijen middag af te doen, heb je Vera belangrijk verbeterd; en zóó heilig en serieus is al deze literatuur-fabrikatie toch niet?Ga naar eind16 In het voorjaar van 1932 heeft Du Perron inderdaad Vera zeer zorgvuldig en kritisch doorgelezen en tal van wijzigingen voorgesteld. Deze wijzigingen zijn in de marge aangebracht van bladzijden die uit de afleveringen van De Vrije Bladen waren gescheurd. Deze zijn bewaard gebleven. Alle door Du Perron voorgestelde veranderingen vindt men in de annoteringen hierachter aangegeven.Ga naar eind17 De wijzigingen werden door Du Perron ter adstructie met kritische opmerkingen begeleid als: ‘literatuur’, ‘te literair’ of ‘literaire onzin’, ‘een beetje Coster-stijl’, ‘hollandsche leestrommel’, ‘aanstellerij’, ‘banaal effect’, ‘pedant’, ‘hoofdartikelstijl’, ‘dit veel subtieler geven al zijn het Duitschers’ etc. etc. Opmerkingen die typerend zijn voor Du Perron, een close up van zijn instelling en werkwijze en die op zich zelf een lezing van Vera de moeite waard maken! Op een proefdruk van De Vrije Bladen, resp. op uit dit tijdschrift gescheurde pagina's, heeft Du Perron zijn eerder gedane suggesties in de tekst verwerkt en heeft Marsman op zijn beurt ingrijpende wijzigingen - sommige passages zijn geheel herschreven - in de tekst aangebracht. Het is deze bewerking door beide auteurs van de in De Vrije Bladen verschenen versie, die hierachter in extenso in facsimileGa naar eind18 wordt afgedrukt. Men kan er door het duidelijk te onderscheiden handschrift van de twee auteurs precies nagaan welke veranderingen Du Perron en welke Marsman heeft aangebracht. Uit een vergelijking van deze facsimile-tekst met de tekst C blijkt welke suggesties van Du Perron door Marsman zijn overgenomen, en welke veranderingen hij buitendien nog heeft aangebracht. Deze bewerking is van 1932, maar uit het handschrift van Marsman is op te maken dat hij deze nieuwe tekst later nog- | |
[pagina 11]
| |
maals heeft herzien. Een enkele maal heeft hij aan de wijzigingen van Du Perron iets toegevoegd, of zijn oorspronkelijke lezing hersteld. Bepaalde door Du Perron voorgestelde aanvullingen, die Marsman aangebracht had, heeft deze later weer veranderd. Zo heeft hij op het einde van hoofdstuk 32 uit De Vrije Bladen bij het ‘verraad’ van Vera een korte aanvulling geschreven,Ga naar eind19 zoals die door Du Perron reeds in zijn eerste brief over Vera was gesuggereerd en waarop deze ook later in zijn ‘Opmerkingen’ nogmaals is teruggekomen.Ga naar eind20 Later, bij het herlezen, beviel Marsman deze aanvulling toch blijkbaar niet. Hij heeft ze geschrapt en met de toevoeging van enkele woordenGa naar eind21 in de aanhef van dit stuk over het verraad, - dat toch al symbolisch bedoeld was en op geen enkel authentiek gegeven berust - naar het rijk van Vera's dromen verwezen. Ook de verandering van het slotGa naar eind22 - een nieuwe ontmoeting en een nieuw avontuur waarop Du Perron steeds had aangedrongenGa naar eind23 - werd uiteindelijk weer geschrapt. Naar aanleiding van de door Du Perron herziene tekst schreef Ter Braak aan Marsman op 19 mei 1932:Ga naar eind24 Gedurende de Pinksterdagen las ik Vera nog eens. Ik moet zeggen, dat Eddy werkelijk meesterlijk geschrapt heeft en ik deel zijn opvatting, die tot de schrappingen leidde. Maar: als geheel blijf ik het nog zwak vinden. Voor mijn gevoel blijven de personages toch acteurs uit een betere Ufa-film. Nu kan de toevoeging ‘een lyrisch verhaal’ het accent wel naar de lyriek verplaatsen, maar daarmee vervalt nog niet de m.i. slecht geslaagde karakterteekening. Juist als lyrisch verhaal uitgegeven, zou Vera extra de aandacht vragen voor de psychologische fouten. Er zijn werkelijk heel goede (lyrische) fragmenten in, maar die nemen de fouten voor mijn gevoel niet weg. Misschien stuiten we hier op mijn te geringe waardeering voor het lyrische an sich? Ik weet het niet, hoop daarover binnenkort een groot stuk te schrijven. Het lyrische element kan bij mij nooit iets anders goedmaken; je lyriek komt bovendien veel zuiverder tot haar recht in je poëzie (waar niets ‘goed te maken’ is!). De reactie van Marsman op deze brief waarin Ter Braak - men ziet eigenlijk niet op welke gronden - op zijn oordeel van een jaar tevoren terug is gekomen, is niet bekend. Evenmin waarom hij niet op de voorstellen van Stols is ingegaan en waarom hij met de uitgever Nijgh en van Ditmar niet tot een overeenkomst is gekomen. Wel bericht hij aan Greshoff - in een ongedateerde brief van november-december 1932 -: De onderhandelingen met Zijlstra zijn gestrand, maar die met Querido, daarna, hebben in enkele dagen een goed resultaat opgeleverd: te beginnen met voorjaar '33 (uiterlijk najaar '33) zullen daar nu Vera, etc. gaan verschijnen.Ga naar eind26 | |
[pagina 12]
| |
Inderdaad tekent Marsman eind december 1932 een contract met de uitgever Em. Querido voor het uitgeven van drie romans (een voorschot van ƒ2400.-, in honderd gulden per maand op te nemen). Als eerste van de drie romans zou in het najaar van 1933 Vera verschijnen, als tweede, in het voorjaar van 1934, De dood van Angèle Degroux en een derde roman in het najaar van 1934.Ga naar eind27 In de zomer van 1933, in de Ardennen, terwijl hij de laatste hoofdstukken van De dood van Angèle Degroux reeds in proef voor zich had - ‘ik werd dol van die dwang’ schrijft hij aan VestdijkGa naar eind28 - herlas hij Vera. Enkele maanden later schreef hij aan Querido dat hij besloten had Vera ingrijpend te wijzigen hetzij door er een nieuw deel aan toe te voegen - een suggestie van Du Perron - hetzij door een uitwerking van de aanwezige tekst. ‘maar bij beide bewerkingen verliest zij de door U zo gewraakte “slanke lijn”’.Ga naar eind29 Zeer kort daarna berichtte hij aan Querido, dat hij ondanks alle moeite, van Vera niets redelijks kon maken, en dat het voor zijn gevoel een absoluut beroerd boek bleef, waarin al zijn verkeerde eigenschappen culmineren, en hij vroeg Querido of hij bereid was er een ander boek voor in de plaats te nemen en hem daardoor de onverantwoordelijkheid te besparen een boek te publiceren dat hij zelf inferieur was gaan vinden.Ga naar eind30 Hij schrijft hierover aan Jan Greshoff: [Querido schrijft mij] dat hij mij geheel vrij laat of ik Vera al of niet zou uitgeven. Dit - ondanks het contract, en als antwoord op een brief van mij aan hem, dat ik hier Vera rustig herlezend, tot de conclusie kwam dat het een hopeloos, on-verbeterlijk rotboek is, dat ik liever niet verder verspreid. Zeer geschikt van hem, niet?Ga naar eind31 Enkele maanden later schrijft Em. Querido aan Marsman:Ga naar eind32 ‘Natuurlijk hadden wij graag dit jaar nog een tweeden roman; maar wij jagen U niet op. Als het niet gaat, gaat het niet, dan krijgen wij het wat maanden later’. De maandelijkse geldverzendingen zullen vanaf 1 juni worden gestaakt. ‘Wij willen hier nadrukkelijk herhalen, dat wij dit doen op Uw verzoek’. Intussen - 20 oktober 1933 - was De dood van Angèle Degroux, zijn eerste roman in boekvorm, verschenen. Vóór het einde van het jaar waren er 1200 exemplaren verkocht. Maar de kritieken waren niet te best. Voor de geprojecteerde derde roman maakte Marsman tijdens zijn verblijf in Spanje in het voorjaar van 1934 aantekeningen en schreef hij enkele korte fragmenten. In februari 1934 schreef hij aan Vestdijk,Ga naar eind33 dat hij begonnen was met een nieuw boek eigenlijk ‘een lange “vertelling” meer dan een roman’. Een gedeelte van het materiaal gebruikte hij voor een korte novelle: Drievoudig afscheid , geschreven in februari 1934 in Valldemosa op Mallorca, gepubliceerd in het augustusnummer van Forum uit dat jaar. Aan Vera heeft Marsman toen blijkbaar niet meer gewerkt en evenmin werd de derde geprojecteerde roman voltooid.
Een nieuwe en laatste fase in de geschiedenis van Vera begon toen hij met Querido een nieuwe overeenkomst maakte. In plaats van de twee beloofde romans zou Querido drie delen Verzameld werk van Marsman uitgeven. Eén deel poëzie, met een dertig- à veertigtal nog niet gebundelde gedichten, één deel kritisch proza | |
[pagina 13]
| |
en een deel proza, dat voor tweederde ongebundeld en ongepubliceerd werk zou bevatten, waaronder drie novellen, reisimpressies en autobiografische stukken en ook zijn twee korte romans De dood van Angèle Degroux en Vera.Ga naar eind34 Door de verschillende bewerkingen die Vera heeft ondergaan, kan men van een volledige herschrijving spreken. Het verhaal is belangrijk verkort.Ga naar eind35 De oorspronkelijke 51 fragmenten zijn tot 28 teruggebracht.Ga naar eind36 Vera is in Hedda veranderd en als ondertitel wordt eraan toegevoegd: Een lyrisch verhaal. Later - uiteraard niet voor de drukker bestemd - heeft Marsman op het titelblad van het manuscript met potlood geschreven: ‘het vroegere “Vera”, thans aanzienlijk bekort; bewerkt. Ook naar aanwijzingen van E. du Perron, wiens handschrift tegen het mijne duidelijk (en gunstig!) afsteekt’.Ga naar eind37
De datering van de titelverandering is niet met zekerheid aan te geven. Vermoedelijk in 1937 te Auressio. - Voordat Marsman Vera voltooide, misschien vóór hij Vera begon te schrijven, schreef hij het korte verhaal A.-M.B., gepubliceerd in Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche Verhalen, samengesteld en ingeleid door Constant van Wessem, Utrecht 1930, en herdrukt in het tweede deel van Marsmans Verzameld werk, 1938.Ga naar eind38 Reeds in dit verhaal, eveneens gebaseerd op ervaringen in augustus 1921 te Berlijn, wordt Slawa, één der beide hoofdfiguren, gemetamorfoseerd tot Hedda, terwijl de Ilse von Kehrling uit Vera hier onder haar authentieke naam [Anna Margarete B.] wordt aangeduid en Theo als Walter. Het zijn dezelfde personen, het is hetzelfde geval. In tegenstelling met Hedda, ‘star en eenzaam, een sterke gesloten natuur’, die ‘duizend vluchtige vreugden waard was en die op haar beurt duizend vluchtige vreugden bereidde’ spreekt hij over Anne-Margarethe B. als over een ‘prachtig dier’ zonder hart, over de ‘vergiftigde ontroering’ die hem tegensloeg uit haar ‘smalle leden, het aschblonde haar en den snellen opslag der wimpers van dat ranke, trillende beest’. De eerste reactie van Du Perron op de beschrijving van Ilse von Kehrling in Vera was, dat het een ‘overbodig vrouwenportret’ was; een ‘verliteratuurde encyclopedie, op zichzelf grotesk’ noteert hij later in zijn opmerking over dit stuk en hij adviseert tot schrappen.Ga naar eind39 In de nieuwe versie zijn door Marsman niet alleen dit stuk, maar ook de voorafgaande stukken die Ilse von Kehrling betreffen, geëlimineerd. Toen Marsman in 1937 beide verhalen voor de druk van het Verzameld werk gereed maakte zal hij de naam waaronder Slawa in Vera voorkomt met de naam die hij haar in het verhaal A.-M.B. heeft gegeven, hebben willen gelijkschakelen. Vera - in Hedda herdoopt - werd inderdaad gezet: 51 pagina's van het Verzameld werk. Marsman heeft ook de drukproef gecorrigeerd; twee exemplaren van deze drukproef, een ongecorrigeerdGa naar eind40 en een gecorrigeerd exemplaar,Ga naar eind41 zijn bewaard gebleven. Maar ten slotte heeft hij de roman niet in zijn Verzameld werk willen opnemen.Ga naar eind42 In verband met deze uitgave schreef Marsman in 1938: ‘“Wie zichzelf herleest, leest een grafschrift” - en juist naarmate wij sterker in een verbeelding geslaagd zijn, laat zij ons meer onverschillig. Maar intiemer dan wie ook is men gebonden aan de dingen die men onvoldoende heeft gerealiseerd’.Ga naar eind43 | |
[pagina 14]
| |
Dit zou mede de verklaring kunnen zijn van de ambivalente houding van Marsman ten aanzien van Vera, temeer daar men mag vermoeden, dat de ‘onvoldoende realisatie’ in dit geval niet uitsluitend het roman-technische aspect betreft. Aan Greshoff schrijft hij: ik heb het vroegere Vera bij herlezing zoo bedonderd gevonden, dat ik in geen jaren tot publiceeren [er van] zal komen. Misschien later eens, als het mij niets meer kan schelen, dat het zoo slecht is -, als curiositeit.Ga naar eind44 Hij was toendertijd ook van mening dat hij in de toekomst geen proza in de geijkte romanvorm meer zou schrijven, maar dat naast de lyriek het proza onmisbaar zou blijven omdat een deel van wat hij te zeggen had niet in lyrische verzen te verwerkelijken was, ‘dat is voor mij sinds eenige jaren reeds een axioma’.Ga naar eind45 Du Perron betreurde het dat Marsman Vera niet in zijn Verzameld werk heeft opgenomen. Hij beschouwde de romanexperimenten van Marsman wel als mislukt, maar vond dat verhalend proza voor het werk van de dichter van betekenis was en het aandeel van Marsman in de met Vestdijk geschreven roman in brieven Heden ik, morgen gij bewees volgens hem dat hij langzaam maar zeker zijn doel naderde.Ga naar eind46 In een bespreking van het tweede deel van het Verzameld werk van Marsman treft men een passage aan, die men wel als een definitief oordeel van Du Perron over Vera mag beschouwen: Verschillende verhalen van later, die men in De Vrije Bladen, Forum, De Groene zou kunnen terugvinden, werden weggelaten. Marsman's eerste poging tot een roman, Vera, sinds de lezing in De Vrije Bladen zo vaak door hem hervat, geheel omgewerkt zelfs tot wat het in wezen was (ook schoolmeesters krijgen gelijk): een verhaal en meer niet, ontbreekt hier eveneens. Alle lacunes waren gestopt, alle bluf was getemperd, alle onwaarschijnlijkheden van dit ‘revolutie-verhaal’ waren vervangen en verbeterd; het was niet alleen technisch herzien, maar vooral, bijna geheel herleid tot zijn ware inhoud: tot die smaak van uitstervende liefdes, van losrakende verhoudingen, als men dat juister acht, waarvan ook de eerste lezing, ondanks alle jongensachtige lef, reeds doortrokken was. Het was, zoniet gehéél goed geworden, dan toch een zeer verdienstelijke proeve geworden met enige stukken eersterangs-proza erin. Op het laatste ogenblik werd het als ‘toch onecht’ geschrapt. Ik zou minder beschroomd of gewetensvol zijn geweest. Voor ik het tegendeel bewezen zie, houd ik de herziene Vera voor zeer behoorlijk werk, méér dan goed genoeg voor de hollandse lezer vooral. Maar daar gaat het niet om: ik ben er niet van overtuigd dat het, ofschoon het zeker inferieur blijft aan De Dood van Angèle Degroux, in deze bundel zozeer zou hebben misstaan.Ga naar eind47 Als ‘curiositeit’, maar toch ook als méér dan dat, kan de contemporaine lezer nu kennis nemen van Vera, zowel in de oorspronkelijke lezing van De Vrije Bladen in 1931 als in de laatste, sterk afwijkende versie van 1937, bestemd voor het Verzameld werk. De annoteringen maken het voor de literair-historisch geinteresseerde lezer mogelijk alle tot dusver bekende stadia te volgen die Vera vanaf het eerste handschrift tot de laatste drukproef heeft doorgemaakt.
arthur lehning | |
[pagina 15]
| |
Slawa omstreeks 1922
Slot van een brief, die Marsman op 16 augustus 1921 uit
Berlin-Dahlem aan Arthur Lehning schreef, met een onderschrift in de
hand van Slawa
|
|