Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] De grijsaard en de jongeling Grootsch en meesleepend wil ik leven! hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis! ‘ga dan niet ver van huis, en weer vooral ook het gespuis van vrouwen buiten uw hart, weer het al uit uw kamer: laat alles wat tot u komt onder groote en oorlogszuchtige namen buiten uw raam in den regen staan: het is slecht te vertrouwen en niets gedaan. alleen het geruisch van uw bloed en van uw hart het gehamer vervulle uw lichaam, verstaat ge, uw leven, uw kluis. zwicht nooit voor lippen: samenzijn is een leugen en alle kussen verraad; alleen een hart dat tegen eigen ribben slaat is een zuiver hart op een zuivere maat. zie naar mijzelf. ik heb in mijn jeugd mijn leven verslingerd aan duizend dingen van felle en vurige namen, oproeren, liefdes en wat is het alles tezamen nu nog geweest? over hoeveel zal ik mij niet blijven schamen en hoeveel is er dat misschien nooit geneest?’ de jongen kijkt door de geopende ramen waarlangs de wereld slaat; zonder zich te beraden stapt hij de deur uit, helder en zonder vrees. Vorige Volgende